ARENA
Ik heb nooit een stierengevecht bijgewoond en
ik zal dat ook nooit doen. Ik vind het publiekelijk ritueel vermassacreren van grote,
zeer elegant gebouwde zoogdieren, eufemistisch tauromachie genoemd, een wreed
spektakel, maar ik vind het niettemin een minder erg gebruik dan de hanengevechten
of de vinkenzettingen die we hier en daar nog in West-Vlaanderen nog zien
opduiken, niet omdat de stieren in Spanje minder brutaal zouden worden
behandeld maar omdat het stierenvechten tenminste nog een hoog ontwikkelde,
gestileerde heroïsch en erotisch geladen cultuur als aura om zich heen heeft
hangen, terwijl het met die hanen enkel om geld en met die vinken enkel om suskewiet gaat.
Dus niet. In mij schuilt geen Henri de
Montherlant of Ernest Hemingway, ik laat de wufte Almodovar-esthetiek van de immer
slanke, met banderilla’s prikkende picador en de met de muleta zwaaiende
matador, al even sensueel aangekleed, aan mij voorbijgaan.
En toch heb ik al eens een corrida bijgewoond.
Maar het was er een zonder bloed, een opvoering van een course camarguaise, het was in een buitengemeente van Arles.
Jongemannen deden alsof ze bang waren van een jonge stier, die ze een cocarde
moesten opspelden of een ring rond een van zijn lange horens moesten hangen,
dat weet ik niet meer. Wel weet ik nog dat de avond gesponsord werd door het
pastismerk Anisette 51 en dat het feest in het water viel omdat het begon te
regenen. Die avond werden wij in onze tent flink gestoken door bijzonder
vervelende Camarguemuggen zonder culturele meerwaarde.
zie ook: mijn woordenboek 318: ANISETTE