4 september 2013
We hebben het over het besluit van de burgemeester van Menen
(een CD&V’ster, maar ’t is wel duidelijk dat ze onder druk staat van haar
Vlaams-nationalistische coalitiegenoten) om in de gemeentediensten enkel nog in
het Nederlands de vaak Franstalige klanten te woord te staan – en als het echt
niet anders kan eventueel in gebarentaal. P. vertelt over zijn vriend, die in
Sint-Niklaas aan een kunstschool werkt en die in die hoedanigheid vaak te maken
krijgt met de plaatselijke schepen van Cultuur, een N-VA’ster. Het schijnt ‘een
ramp’ te zijn, zegt P.’s zegsman. Ze zou te pas en ten onpas, bij elke
mogelijke gelegenheid, beginnen over het in ere herstellen van de plaatselijke
mandenvlechterij. Daar zou zij de kerndoelstelling van haar beleid van hebben
gemaakt. Dat zou haar dada zijn.
Tot waar het N-VA-beleid op gemeentelijk niveau nog zal
leiden, en in welke mate het een voorafspiegeling wordt van N-VA-beleid op
regionaal en eventueel zelfs federaal niveau, dat zullen we nog zien. Maar dat
ze het nu al behoorlijk bruin bakken, is wel duidelijk. Stel je voor: nog
liever gebarentaal dan een Nederlandsonkundige ingezetene in zijn eigen taal te
woord staan. Al was het maar uit behulpzaamheid of vriendelijkheid. Of
desnoods, als dat niet mogelijk is, uit overwegingen van efficiëntie.
Het is te gek voor woorden en als het niet tragisch ware, we
zouden er om kunnen lachen. Neem nu die schepen van Cultuur in de Zuid-West-Vlaamse
stad K., zegt P. nog. Ja, dat is inderdaad die kerel die pleitte voor het
vernederlandsen van de horecanamen op de Grote Markt. Koen S.. Kijk, zegt P.,
ik ga niet rap van iemand zeggen dat hij dom is, maar ik kén die gast. Ik heb
er nog mee samengewerkt toen ik weefgetouwen aan de man probeerde te brengen
bij buitenlandse klanten. Hij ging mee om de honneurs waar te nemen. Wel, we
hebben letterlijk miljoenencontracten aan onze neus zien voorbijgaan doordat
hij het verschil niet kende tussen verdol
en vincenze. Ja, het is wat moeilijk
om uit te leggen: dat zijn twee van de belangrijkste weefsystemen.
Die Koen S. is overigens de zoon van Roger S., en die was Oostfronter. Hem, Roger, hebben ze na de oorlog aan een paal gebonden op de Groeningekouter. Ze hebben hem gras doen eten. Neen, dat is ook niet fraai. Je moet je inbeelden: je volgt, geïndoctrineerd door jurkdragende kaloten, je ideaal, maakt daar in Stalingrad de verschrikkelijkste dingen mee en dan kom je thuis en je hebt niets meer. Niets. Maar Roger S. bleef niet bij de pakken zitten. Hij trok naar Japan en verwierf daar het alleen-importrecht op Toshiba-fotokopieermachines, en dat op een moment dat de fotokopieerapparaten nog niet echt ingang hadden gevonden. Hoe hij dat voor elkaar heeft gekregen, ik kan het je niet vertellen. Kun je nagaan: elke keer er hier zo’n Toshiba werd verkocht, rinkelde bij de familie S. de kassa. Strontrijk zijn ze daarvan geworden. Strontrijk. Zonder een poot uit te steken.