Ik heb altijd gedacht dat erkenning een belangrijke
drijfveer is voor zowat alles wat we doen, maar daar heb ik misschien niet
grondig genoeg over nagedacht.
Uit de roman Zielearbeid
van Martin Walser, een voor mij
nieuwe auteur, haal ik het volgende citaat (de hoofdpersoon, Xaver,
denkt na over het arbeidsethos van zijn vrouw Agnes):
Als ze in de tuin peterselie haalde,
gebruikte ze de weg daarheen om een rozenstok van een verdorde tak te bevrijden
en om van de vensterbank een kaars mee naar binnen te nemen, die Julia daar had
laten staan. Zij deed alles omdat zij dat nodig vond, omdat zij vond dat het
gedaan moest worden. Elk van haar bewegingen was werk. Zij was kennelijk
volstrekt niet afhankelijk van loftuitingen en erkenning. Er moest in het werk
zelf iets zijn dat haar daarvoor schadeloos stelde. (27; Julia is een
van de dochters van het echtpaar.)
Vraag is nu: wat dat iets is in het werk zelf dat schadeloos
stelt voor het niet nodig hebben van erkenning ervoor.
Wat verderop staat dat Agnes voor de maaltijden die zij
bereidt wél graag wordt gecomplimenteerd. En dan de eenvoudige zin: ‘Ze kookte
niet graag, beweerde ze.’
Erkenning lijk je pas nodig te hebben voor werk dat je niet
graag doet, waar je niet in zit,
waarmee je je niet kunt vereenzelvigen. Maar wat is nu zo vervullend in het
verwijderen van een dorre tak uit een rozenstruik? Dat kan alleen Agnes weten.
Het moet iets met esthetisch genoegen te maken hebben, met liefde voor het
leven, met een zekere voldaanheid en vrede. Dezelfde vrede die Agnes ook
beweegt om haar dochters te helpen bij het oplossen van wiskundetaken voor
school, terwijl die dochters samen met hun vader naar de televisie aan het
kijken zijn.
Ik heb ooit iemand gekend die voor elke uitgevoerde
huishoudelijke taak erkenning wenste. Zij deed dat niet graag. Maar het werk in
de tuin, de bloemenpracht en de glinstering van het water in de vijvertjes die
zij aanlegde: daar bleef zij opvallend onmededeelzaam over. Misschien had het
iets, in haar geval, te maken met het onnoodzakelijk karakter van dat werk.
Strijken en wassen en plassen: dat moest je nu eenmaal doen en aangezien haar
echtgenoot er geen tijd voor had, was
dat karwei voor haar. Iedereen moest weten hoe lastig en onaangenaam dat was.
Maar het werk in de tuin, dat was iets wat met vrijheid te maken had en
wellicht raakte zij in dat werk aan haar diepere kern. Daar was geen
bevestiging voor nodig.