zondag 15 december 2013

los ingeslagen 145


Ik heb altijd gedacht dat erkenning een belangrijke drijfveer is voor zowat alles wat we doen, maar daar heb ik misschien niet grondig genoeg over nagedacht.

Uit de roman Zielearbeid van Martin Walser, een voor mij  nieuwe auteur, haal ik het volgende citaat (de hoofdpersoon, Xaver, denkt na over het arbeidsethos van zijn vrouw Agnes):

Als ze in de tuin peterselie haalde, gebruikte ze de weg daarheen om een rozenstok van een verdorde tak te bevrijden en om van de vensterbank een kaars mee naar binnen te nemen, die Julia daar had laten staan. Zij deed alles omdat zij dat nodig vond, omdat zij vond dat het gedaan moest worden. Elk van haar bewegingen was werk. Zij was kennelijk volstrekt niet afhankelijk van loftuitingen en erkenning. Er moest in het werk zelf iets zijn dat haar daarvoor schadeloos stelde. (27; Julia is een van de dochters van het echtpaar.)

Vraag is nu: wat dat iets is in het werk zelf dat schadeloos stelt voor het niet nodig hebben van erkenning ervoor.

Wat verderop staat dat Agnes voor de maaltijden die zij bereidt wél graag wordt gecomplimenteerd. En dan de eenvoudige zin: ‘Ze kookte niet graag, beweerde ze.’

Erkenning lijk je pas nodig te hebben voor werk dat je niet graag doet, waar je niet in zit, waarmee je je niet kunt vereenzelvigen. Maar wat is nu zo vervullend in het verwijderen van een dorre tak uit een rozenstruik? Dat kan alleen Agnes weten. Het moet iets met esthetisch genoegen te maken hebben, met liefde voor het leven, met een zekere voldaanheid en vrede. Dezelfde vrede die Agnes ook beweegt om haar dochters te helpen bij het oplossen van wiskundetaken voor school, terwijl die dochters samen met hun vader naar de televisie aan het kijken zijn.

Ik heb ooit iemand gekend die voor elke uitgevoerde huishoudelijke taak erkenning wenste. Zij deed dat niet graag. Maar het werk in de tuin, de bloemenpracht en de glinstering van het water in de vijvertjes die zij aanlegde: daar bleef zij opvallend onmededeelzaam over. Misschien had het iets, in haar geval, te maken met het onnoodzakelijk karakter van dat werk. Strijken en wassen en plassen: dat moest je nu eenmaal doen en aangezien haar echtgenoot er geen tijd  voor had, was dat karwei voor haar. Iedereen moest weten hoe lastig en onaangenaam dat was. Maar het werk in de tuin, dat was iets wat met vrijheid te maken had en wellicht raakte zij in dat werk aan haar diepere kern. Daar was geen bevestiging voor nodig.