15 oktober 2013
W. vertelt over zijn vriend in Gent. X. maakte zijn studie
niet af en belandde na twaalf stielen en dertien ongelukken in een
scheepsafbraakbedrijf. Daar werkte hij vijfentwintig jaar en verdiende er
genoeg om te leven, maar niet meer dan dat. Nu heeft X. een relatie die al
dertien jaar standhoudt. Maar, zegt W., het valt te hopen dat het zo blijft
duren want waar moet X. heen indien het niet meer zou boteren met zijn
vriendin? Wat heeft hij dan, na een leven van hard en ongezond werk, in handen?
Y. is dan weer een ander geval. Hij is doctor in de scheikunde, maar schopte
het nooit verder dan een lerarenbaantje aan een meisjesschool in Oostende. Dat
frustreerde hem zo hard, dat hij hier hebben en houden inruilde voor een stek
in een van God verlaten dorp in de Ardèche. Toen hij er twintig jaar geleden
aankwam, leefden er nog vijf ouderlingen. Die zijn er nu, op eentje na, die ook
al bijna de pijp aan Maarten heeft gegeven, allemaal van tussenuit. Y. woont
daar nu dus quasi alleen in dat dorp, hij knapt er een na een de huizen op en –
niet onbemiddeld als hij is – koopt ze een voor een op voor een prikje. Zo lang
woont hij er al, lacht W., en hij spreekt nog altijd geen Frans! Maar ja, hoe
zou hij het ook leren? – stenen spreken immers niet.