Le Tréport - 130825 |
zaterdag 30 november 2013
vrijdag 29 november 2013
facebookbericht 471
'Alles', 'niets'... En 'dit land' - alsof in andere landen 'alles' 'altijd' 'perfect' functioneert. Ik denk dat we allemaal een beetje minder zwart-wit moeten denken.
facebookbericht 470
Ik kan het niet uitleggen (waarom een kind van een
alleenstaande ouder die 1600 euro verdient geen kindergeld krijgt omdat het
bijklust terwijl een kind dat geen vakantiejob doet wel kindergeld krijgt,
hoewel zijn ouders elk 2000 of 3000 euro verdienen). Ik zou ook niet kunnen
uitleggen waarom een kind van ouders die samen 8000 euro verdienen evenveel
moet krijgen als een kind van ouders die samen 4000 hebben. Zoals ik ook niet
kan uitleggen waarom iemand die al heel zijn leven meer verdiend heeft meer
pensioen moet krijgen dan iemand die het met minder heeft moeten stellen. Of
waarom iemand die al tien jaar hetzelfde werk doet door zijn anciënniteit meer krijgt
dan iemand die op een zelfde functie begint en dus veel harder zijn best moet
doen, en eigenlijk de centen veel harder nodig heeft omdat hij jonger is. En zo
kunnen we nog wel een paar onrechtvaardigheden opsommen.
donderdag 28 november 2013
mijn woordenboek 365
ARCHIVEREN
Het is altijd te laat, maar als je dan toch begint
met archiveren, betekent dat twee dingen: het overzicht is weg en het einde
nabij. En eigenlijk nog een derde: het geloof in het feit dat de situatie niet
in die mate hopeloos is dat er niets meer aan te doen is.
Het archiveren wordt altijd te laat aangevat,
als het kalf al bijna verdronken is. Van meet af aan, van bij het eerste item, dient het zich niet aan omdat dan
het besef ontbreekt van het belang van datgene wat nog tot een collectie moet
uitgroeien. Daarna, tijdens het uitbouwen van de collectie, ontbreekt de tijd.
Pas wanneer de groei al wat vertraagt, wordt de tot stand gekomen
onoverzichtelijkheid als een gebrek ervaren en wordt aan archiveren gedacht, en
dan gaat er opnieuw heel wat tijd voorbij want het vinden van het juiste
ordeningssysteem blijkt geen sinecure. Ontelbaar zijn de aanzetten tot
archivering die in goede bedoelingen blijven steken.
Archiveren doe je altijd met een ander in
gedachten: zelf ga je waarschijnlijk dat archief nooit nog volledig ontsluiten.
Je houdt een – wellicht denkbeeldige en dat is uitermate tragisch – andere voor
ogen. Een die dat, minstens in theorie, wél zou kunnen doen. Een die, op een
dag dat jij er zelf niet meer zult zijn, je mooi gerangschikte schat aantreft
en er nieuwsgierig in gaat delven, op zoek naar de goudader: het systeem en de
zin die je erin hebt gestoken.
Maar dat is, geef het nu al maar toe, al te
vaak een ijdele hoop. Je beseft dit, je ijver zakt in, je levert de dingen uit
aan hun beloop.
transgalactisch perspectief 6
R treedt op deze blog
aan als gast. Hij neemt zich voor mij 365 berichten te sturen en hij gaf mij de
toestemming deze berichten hier te plaatsen.
R wenst anoniem te
blijven.
Dag Pascal,
Magere Hein of Pietje de Dood zoals jullie 'm geloof ik
noemen, heeft het maar druk dit jaar. Zijn zeis raakt op hoorbare afstand,
links en rechts heel goede vrienden. In juli begroef ik mijn jeugdvrienden
Maarten en Winny, met wie ik de moeizame en onomkeerbare stap naar
volwassenheid heb gezet. Gister namen we afscheid van Rob, ook een fantastisch
mens.
Naarmate ik vaker afscheid neem, verandert ook mijn
waarneming tijdens het ritueel. Vroeger dacht ik nog vaak aan wat ik met hem of
haar had meegemaakt, en deed ik daar ook mijn best voor. Nu beperkt mijn
aandacht zich steeds meer tot de details van het moment. De eigenaardigheden
van de ruimte, de geveinsde rust en meelevendheid van de Monuta’s (*), de kwaliteit
van de boxen, de mobieltjes die hun baasjes pesten en de achterhoofden van
huilende mensen. En ook zie ik de tol die de oude mazzelaars moeten betalen
voor het nog in leven zijn. De ogen die regelmatig dicht gaan, de arm van zoon
of dochter, de afwezige blik bij de klets op de parkeerplaats.
Het afscheid is van en voor de nabestaanden, maar vaak staat
de wil van de overledene centraal. Wat deze had willen horen, had willen zeggen
en waar deze wilde liggen. En dan in het geval van mijn vrienden, steevast
eindigend met een borrel waarvan overledene zou willen dat we die op hem of
haar nog zouden gaan drinken. Eind goed, al goed.
(*) In Nederland is een bedrijf, Monuta, dat leeft van ons afscheid. Begonnen als verzekeraar heeft het diverse centra waar je lijken kan stallen en afscheid kan nemen, inclusief mevrouwen van de Monuta die de kist dragen, koffie serveren, de weg naar de toiletten wijzen en dergelijke belangrijke dingen doen, en dat alles in de hoogst denkbare ernst. Het zijn die vrouwen die ik bedoel met 'Monuta's'.
wolken 872
wolkenfragment
uit Peter Handke, La femme gauchère
872
Dans ma mansarde je me mets moi
aussi souvent à la lucarne rien que pour voir les nuages. (112)
woensdag 27 november 2013
mag de nmbs de vertragingen wegfoefelen?
actuele vraag 11
De treinen rijden vandaag trager dan een tijd geleden,
dat is een feit. Hoewel ik het nog altijd een luxe vind om, in plaats van in de
beloofde zestig, in zeventig minuten van Brugge naar Brussel te kunnen sporen,
en ondertussen te kunnen lezen of schrijven of een uiltje te knappen of het
voorbijzoevende landschap te bewonderen, wat ik in de file op de ‘snelweg’
tussen Affligem en Ternat allemaal niet zou kunnen, ben ik toch van oordeel dat
de treinreizigers een punt hebben als zij klagen over de tegenwoordig al te
vaak voorkomende vertragingen: zeventig is stilaan de regel geworden, zestig de
uitzondering. En ik vind ook dat het een al te doorzichtige truc van de NMBS is
om de vertragingen weg te werken door de rittenschema’s zodanig aan te passen
dat dezelfde treinrit nu zeventig minuten hoort te duren. Zeventig minuten zal
voortaan ‘op tijd’ zijn. Dat is verlakkerij, en dat deugt niet. Het kon ooit in
zestig minuten en al die infrastructuurwerken tussen Brugge en Brussel worden
toch niet uitgevoerd om de boel te vertragen?
Hetzelfde rekenkundig procedé wordt toegepast bij het
verpatsen van de zogenaamde emissierechten en bij het meten van bosoppervlakte.
Neem dat laatste: onlangs bleek de hoeveelheid bos in Vlaanderen te zijn
toegenomen. Dat beweerde althans de overheid. Maar ze vertelde er in eerste
instantie niet bij dat ze zodanig veel rek op de door haar gehanteerde
definitie had gestoken, dat ook serres, dreven, aaneengesloten tuinen met een
paar bomen en meer van dergelijke met de beste wil van de wereld niet als bos
omschrijfbare groenzones werden meegeteld. Een juistere telling zou uitwijzen
dat er niet méér maar minder bossen zijn dan een tijd geleden – en dat is ook
wat iedereen verwacht. Want iedereen wéét natuurlijk dat dergelijke zaken –
emissies, bossen, openbaar vervoer en er zullen nog wel voorbeelden zijn – in
deze tijd niet voor- maar achteruitgaan.
Maar ja, de bonzen rekenen op de communicatiebureaus en
die zeggen: verander stoemelings de regels en Jan Publiek zal het wel slikken.
En als ze het niet slikken, dan zijn ze het na een paar dagen wel vergeten dat
ze zich verslikt hebben. Zeker omdat ze tegen dan wel weer iets anders zullen
voorgeschoteld krijgen dat ze moeten doorslikken.
Dit heeft dus met communicatie en manipulatie te maken.
Met de overtuiging bij sommige lieden die aan het roer staan (of aan de stuurknuppel)
dat het volk dom is en onmondig.
Maar het heeft nog met iets anders te maken. Met iets
fundamentelers. Het heeft te maken met het feit dat onze samenleving nog geen
taal heeft gevonden, nog geen criteria, nog geen meetapparatuur, om een
cruciale ommekeer in kaart te brengen. Dat de treinen trager beginnen te
rijden, beschouw ik als van dezelfde orde als fenomenen als: de vergrijzing, de
klimaatsverandering, de teloorgang van de media, de sociale afbraak. Het gaat niet alleen trager, het gaat
gewoon minder goed. Om niet te zeggen: het gaat niet meer. Er is een eind
gekomen aan de vooruitgang of, om het misschien wat duidelijker te stellen: aan
de Vooruitgang, mét hoofdletter. En het feit dat de treinen trager rijden is
daar maar een symptoom van.
dinsdag 26 november 2013
los ingeslagen 139
18 augustus 2013
’s Avonds in de schuur krijgen we bezoek van het langwerpige
knaagdier dat we hier drie jaar geleden ook al zagen. Volgens H. is het een loir, een marmot. Ik dacht aan een wezel
(belette), maar nu ik het in de
Larousse opzoek, denk ik dat H. gelijk heeft: het dier is donkergrijs en ongeveer
20 centimeter lang, en de helft van die lengte gaat op in een pluimstaart. Een
wezel is veel rosser en heeft een kleinere staart. In elk geval: het dier, als
het al hetzelfde exemplaar is als drie jaar geleden, is opvallend mak en
riskeert zich ver van zijn holopening in de ruw gestapelde en nauwelijks
gemetselde muur waarin hij woont. De wezel lijkt ons, Rummikubspelende
campinggangers, te observeren en zelfs uit te dagen. Kan het dat een dier in
drie jaar zo’n gewenning ontwikkelt? Het werkt in elk geval H. op zijn zenuwen
en hij gaat het beestje met zijn slof te lijf. Het is niet duidelijk of hij het
wil verjagen of treffen. Ik teken, een beetje flauwtjes, bezwaar aan, maar moet
aanhoren hoe schadelijk die beesten zijn en ik geloof het: ze knagen een heel
stelsel van gangen in de specie tussen de stenen – op den duur slagen ze erin
om zelfs een kloekgebouwde schuur als deze waarin we toch elke avond gezellig
rond het haardvuur komen zitten te ondermijnen en te doen instorten. Dat lijkt
me wel een afdoende argumentatie om de antropocentrische omschrijving
‘schadelijk’ te gebruiken. Of je er met een slof op moet slaan, is natuurlijk
nog een andere kwestie. H. mist doel, maar het beest is toch in die mate
geschrokken dat het met een schril-piepende kreet wegschiet en in een ander
gat, hoog in de muur, bijna in de nok, verdwijnt.
transgalactisch perspectief 5
R treedt op deze blog
aan als gast. Hij neemt zich voor mij 365 berichten te sturen en hij gaf mij de
toestemming deze berichten hier te plaatsen.
R wenst anoniem te blijven.
Soms vult een besef mijn hoofd voor weken, zoals alleen
muziek dat kan. Zo werden mijn vrouw en ik recent op een zondagmorgen hartelijk
ontvangen in de Gestapokeller in Munster. Dat woord, Gestapokeller, heb ik al
vaak uitgesproken, in een poging om eraan te wennen. Dat is nog niet gelukt,
zoals het me ook niet lukte om te wennen aan
McDonalds Dachau. De vestiging is schuin tegenover de ingang van het
voormalig kampterrein. Sommige dingen moet je niet willen.
Maar goed, de Gestapokeller ging vooral over de geschiedenis
van de Ordnungspolizei, ook Grune Polizei genoemd, naar de kleur van het
uniform. Aan hen heeft het niet gelegen dat Hitler de oorlog verloor. Ze waren
met de SS, Sicherheitspolizei en dergelijke systeemgenoten een zeer brute en
actieve schakel in het terreurbeleid. Ze zijn nog het meest bekend van de
moordpartijen die hun politiebataljons in Oost-Europa hebben aangericht.
Huisvaders die zich bij hun slachtoffers lieten fotograferen als bij een
doodgeschoten olifant of leeuw.
Wat ik nog niet wist, is dat de leden van de Ordnungspolizei
tot begin jaren 60 niet werden vervolgd. Die konden zo weer naar moeder de
vrouw en aan een nieuw baantje beginnen, bijvoorbeeld als politieman. Slechts
een enkeling kwam uiteindelijk voor het gerecht. Maar nog verrassender vond ik
het feit dat de leden van de Ordnungspolizei niet hoefden te schieten. De
daders die over hun massale moordpartijen hebben gesproken, zeiden zonder
uitzondering dat ze niet anders konden. Want als ze dat niet zouden doen, dan
liep hun eigen leven gevaar, zeiden ze. Onderzoek heeft uitgewezen dat dat
helemaal niet waar is. Schiet je liever niet? Geen punt, dan maken wij het wel
af. Geen sanctie of iets. Alleen wel imagoschade natuurlijk, want stoer was het
niet. Dat besef laat me maar niet los, dat de mens kennelijk zo klein is.
Ik ga The Bells van Rachmaninov maar weer eens draaien.
Misschien helpt het.
Groet, R
maandag 25 november 2013
Ian McEwan, Suikertand
Wederzijds bedrog
Je kunt Suikertand als
een spionagethriller of als een romance lezen, maar dan heb je slecht gelezen.
Of toch niet zo goed als Ian McEwan het eigenlijk bedoelde. Want zijn ambitie
met Suikertand (Sweet Tooth, 2012) ligt hoger. Spionage en liefde? Ja, daar gaat
deze roman natuurlijk ook over. Zoals McEwan ook de grauwe Engelse jaren
zeventig nog eens tot leven heeft willen brengen. (Ergens is zelfs de fluit van
Jethro Tull te horen!) Maar eigenlijk
onderzoekt McEwan in Suikertand het
contract tussen auteur en lezer. Suikertand
is – encore! – een roman over de
roman.
Dat niets minder dan de manier waarop schrijven werkt, of de
manier waarop wij horen te lezen, de inzet vormt, wordt al in de allereerste
alinea duidelijk. Daarin laat McEwan al meteen een ferme clue slingeren – en wie goed kijkt zal er her en der verspreid in
het boek nog veel meer aantreffen. Die eerste alinea bevat – maar dat kun je
natuurlijk pas achteraf weten – een samenvatting van wat volgt. Dat gebeurt wel
vaker, de auteur doet het om de aandacht van de lezer te vatten. De kwestie is
om niet al te nadrukkelijk te zijn. McEwan slaagt daarin want je bent toch
geneigd om niet voldoende aandacht te besteden aan dat ‘bijna veertig jaar
geleden’ in de eerste zin – en precies dat is de clue: ‘Mijn naam is Serena Frome (rijmt op bloem) en bijna veertig
jaar geleden werd ik op een geheime missie voor de Britse inlichtingendienst
gestuurd.’ Je bent geneigd er niet voldoende aandacht aan te besteden omdat je
wordt afgeleid door dat nutteloze toevoeginkje ‘(rijmt op bloem)’, maar ook
natuurlijk door de bevreemdende gewaarwording dat de ik-persoon niet van
dezelfde kunne is als de auteur.
(Geslachtsverwisseling, de verhouding tussen de
geslachten en feminisme zijn belangrijke
neventhema’s in Suikertand.)
Een tweede clue is
de eerste zin van de tweede alinea: ‘Ik zal niet veel tijd aan mijn jeugd en
tienerjaren verdoen.’ Dat is niet gebruikelijk – de lezer zal pas na het
beëindigen van zijn lectuur kunnen begrijpen wat deze zin hier komt doen.
En zo gaat het door. Tegelijk met de ontwikkeling van de
personages en de verhaallijn die we nodig hebben om het boek te kunnen
savoureren op een eerste, gemakkelijke, niveau, zet McEwan niet al te nadrukkelijk
– en precies daarin toont hij zijn meesterschap – de sleutels uit voor de
lezers die de eigenlijke lectuur aankunnen. Hij maakt overigens expliciet dat onderscheid
tussen minder goede en goede lezers.
Serena Froome is een ‘eenvoudig soort lezer’ (202). Zij
verslindt boeken, al van jongs af aan, maar voor haar is lezen een ‘manier om
niet te denken’. ‘Ik hield me niet zo bezig met thema’s of treffende zinsneden,
en fraaie beschrijvingen (…) sloeg ik over. Ik wilde personages waarin ik kon
geloven en ik wilde nieuwsgierig worden gemaakt naar alles wat hun ging
gebeuren. In het algemeen gaf ik de voorkeur aan liefdes (…) ik zag graag dat
iemand aan het einde “Wil je met me trouwen” zei. (…) Pulp, hoge literatuur en
alles ertussenin – ze kregen van mij allemaal dezelfde ruwe behandeling.’ (13)
Wie minder goed leest, zegt McEwan hier, behandelt het boek
op een ruwe wijze. Een fijnere afstemming is nodig. Zo een die, onder meer,
voldoende oog heeft voor de ironie waarmee McEwan Suikertand zelf op een huwelijksaanzoek laat eindigen. Natuurlijk!,
ben je bijna geneigd te stellen.
Die fijnere afstemming is nodig om de clues te capteren, en ze hebben vaak met het gewrongen
tijdsperspectief te maken waarvan al in de eerste zin (‘bijna veertig jaar
later’) sprake was. Zo staat er kwansuis op bladzijde 54 een wel wat
merkwaardige ‘Naderhand bleek’ (in de zin ‘Naderhand bleek dat ik niet zo
geheimzinnig had hoeven doen’), en ook aan de ‘een leven lang later’ op
bladzijde 55 ben je geneigd niet genoeg aandacht te besteden. Een schijnbaar
overbodige opmerking als ‘In zekere zin begon hier het verhaal’, pas op
bladzijde 112!, moet de wenkbrauwen doen fronsen want wat heb je dan die eerste
honderd bladzijden zitten doen, Ian?
Ook zinnetjes die met inlevingsvermogen te maken hebben,
zouden bij een tweede lectuur, dus nadat je van de afloop kennis hebt genomen
en dus, als goede lezer, doordrongen
bent van de eigenlijke inzet van de
auteur, wel eens een andere lading kunnen krijgen. Zo bijvoorbeeld de opmerking
op bladzijde 58: ‘Hoe kunnen we het innerlijk leven van een personage, echt of
verzonnen, begrijpen (…)?’ Of, met opnieuw een sneer naar de slechte lezeres
Serena: ‘vermoedelijk was ik op mijn hersenloze manier op zoek naar iets, een
versie van mezelf, een heldin bij wie ik in de huid kon kruipen (…).’ (86) Serena
is uit op herkenning – en ze kan dan ook niet anders dan teleurgesteld
vaststellen dat de personages waarmee ze zich even kon vereenzelvigen, haar
ontsnappen. Vooral in Engelse boeken van vrouwelijke auteurs vindt ze het soort
realisme dat ze aankan; liefst nog heeft ze dat de verhalen die ze leest zich
in Londen afspelen! ‘Dan had ik een maatstaf, dacht ik, dan kon ik de kwaliteit
van het geschrevene afmeten aan de precisie, aan de mate waarin het strookte
met mijn eigen indrukken (…).’ (87) Voor het geval het nog niet mocht duidelijk
zijn, krijgt de lezer op bladzijde 134 nog eens voorgeschoteld: ‘Ik was de
meest laag-bij-de-grondse lezer. Ik wilde alleen mijn eigen wereld, met mij
erin, aan mij teruggegeven in kunstige gedaanten en een toegankelijke vorm.’
Serena houdt niet van romans die het verschil tussen feit en
fictie thematiseren. Zij zou met andere woorden Suikertand van Ian McEwan geen goed boek vinden. Tenzij zij het als
spionageromance zou lezen. ‘Dus geen verraderlijk gesteggel over de grenzen van
hun kunst, geen vertoon van ontrouw aan de lezer door telkens weer in
vermomming de grenzen van de verbeelding te passeren.’ De auteur mag niet een
soort van dubbelagent zijn: hij mag niet onder het mom van het gangbare contract
met de lezer dat contract, en meteen ook het vertrouwen waarop het gebaseerd
is, ondermijnen. (Op bladzijde 244 expliciteert McEwan dat contract tussen
schrijver en lezer. ‘Er bestond naar mijn mening een ongeschreven contract met
de lezer dat de schrijver moet nakomen. Geen enkel element van een bedachte
wereld en ook geen van de personages daaruit mocht zomaar door een gril van de
schrijver verdwijnen. De fantasie moest even degelijk en samenhangend zijn als
de werkelijkheid. Dit contract berustte op een wederzijds vertrouwen.’ (244))
Serena wil verhalen en niet een boek dat gaat over hoe die verhalen werken.
Voor Serena geen postmoderne literatuur!
Afgezien daarvan is het wel spitsvondig dat het
dubbelagentschap (als metafoor voor de auteur die het vertrouwen van de
(eenvoudige) lezer schendt) in Suikertand,
gelezen op het niveau ‘spionageverhaal’, ook
een rol speelt!
Clues zitten er
ook in de talrijke plaatsen waarin wordt gezinspeeld op het verschil tussen de
seksen en de mogelijkheid om in die verhouding van plaats te wisselen. De
schrijver Tom Haley (die, hoe kan het ook anders, veel gemeenschappelijks heeft
met Ian McEwan zelf) vertoont androgyne trekjes. ‘Hij was meisjesachtig rank,
met smalle polsen (…) Die eerste paar seconden vroeg ik me af of me soms een
transseksueel element in de verhalen was ontgaan.’ (177)
Goede lezers blijven niet in het verhaal, het realisme en de
zelfherkenning steken. Zij zoeken daarachter naar de ware bedoelingen van de
auteur. Zij horen zich af te vragen ‘of elke zin een heimelijke bedoeling
bevestigde of ontkende of maskeerde’. Zij moeten ontcijferen, ontmaskeren,
codes breken – ja, precies zoals in een inlichtingendienst als deze waarvoor
Serena werkt wordt gedaan. En zij zullen zien dat niet het verhaal, maar de werking van het verhaal het ware thema
is; dat niet het plezier van het lezen maar de bezinning over hoe het lezen
werkt en waarom de lezer er zich zo aan uitlevert de ware inzet is van de
(hedendaagse, postmoderne) romankunst.
Op bladzijde 233 – en als je al die clues zo achter elkaar plaatst, begin je je toch af te vragen of
McEwan niet té nadrukkelijk te werk is gegaan – staan beide visies op
literatuur, de traditionele en de hedendaagse, diametraal tegenover elkaar: ‘Ik
zei dat ik niet van kunstjes hield, dat ik graag het leven zoals ik het kende
op de pagina herschapen zag. Hij zei dat het niet mogelijk was om zonder
kunstjes het leven op de pagina te herscheppen.’ In literatuur is het niet meer
voldoende om met verschillende elementen of bouwstenen een constructie op te
zetten. Dan bekom je iets ‘als bonen op een rijtje geplaatst’ (383): ‘Geen
weerstand of moeite of terugslag, geen verrassingen, niets sprankelends of
vreemds. Geen ruis, geen torsie. (…) Het was gewoon niet interessant.’ (383)
‘De uitkomt was meer
dan de som van de delen.’ (268) Er moet inderdaad een surplus zijn want voor
minder doen we het niet meer. ‘In een bepaald opzicht was het overduidelijk hoe
die afzonderlijke onderdelen werden ingevoegd en aangewend. Het geheim school
erin hoe ze tot iets samenhangends en geloofwaardigs werden vermengd.’ (269)
Die alchemie is tegenwoordig vereist om het romanschrijven tot een hogere kunst
te verheffen.
Nog clues. Op
pagina 243 lezen we: ‘Pas op de laatste pagina kwam ik erachter dat het verhaal
dat ik las eigenlijk het verhaal was dat de vrouw aan het schrijven was.’ Lezer:
hier moet u extra gealarmeerd zijn! Het mag dan al gaan, ‘in het verhaal’, over
een door Tom Haley geschreven verhaal (merk opnieuw de geslachtsverwisseling
tussen auteur en ik-persoon; bij de lezer van het boek Suikertand moeten nu werkelijk alle rode lichten flikkeren) – hier
is, uiteraard, McEwan zelf aan het woord met iets wat niets minder is dan een
gebruiksaanwijzing, een leesinstructie voor de lezer van het boek Suikertand zelf! In de postmoderne
roman, die Suikertand ondanks de
schijn van het tegendeel is en voor minder goede lezers ook blijft, wordt het
oude contract tussen lezer en auteur verbroken. In plaats van op ‘wederzijds
vertrouwen’ (244) gaat het nu om ‘wederzijds bedrog’ (386) – en het knappe van
McEwans boek is dat het duidelijk maakt dat het niet alleen in de literatuur
tegenwoordig zo gaat, maar dat het eigenlijk in de liefde altijd zo is gegaan:
ondanks dat wederzijdse bedrog kan de liefde gedijen, sterker nog, het
wederzijdse bedrog is er altijd want zelfs in de innigste liefdesband blijft de
ander een vreemde.
Het knappe is ook dat McEwan in zijn boek zelf de verdeeldheid heeft voorspeld die de recensies hebben gekenmerkt. Ik vind dat een hogere vorm van ironische vooruitziendheid en ik moet bekennen: het gevoel door deze auteur zwaar op het verkeerde been te zijn gezet – ja, ook ik! – doet mij nu een diepe buiging maken voor zijn prestatie. Faut le faire!
zondag 24 november 2013
doordeweekse zinnen 107-124
131117
107. Hij had
er beter aan gedaan door de zure appel heen te bijten.
108. Verlies
desnoods, maar verlies niet de les die je uit het verlies trekt.
131118
109. Het
boekje over de Izegemse koekoek kon zijn belangstelling niet vasthouden.
110. Vandaag
wordt er niet bladgeblazen, padgepoetst, boomgezaagd, grasgemaaid of gootgeschuurd
in het park tegenover mijn deur en blijft het dus relatief stil.
111. Ik ben
vierenvijftig en biseksueel, zei de man met pet en paardenstaart die zich even voor
hij aan ons tafeltje was komen postvatten luidop had afgevraagd hoe het toch
kwam dat je naarmate je meer dronk alsmaar zatter werd: ‘Waarom is het
omgekeerde niet waar, waarom word je niet nuchterder als je meer drinkt, dat
zou toch veel aangenamer zijn?’
131119
112. Elk van
ons moet maar uitmaken of dat voor hem of haar van toepassing is.
113. In dat
rosbruine hemd zullen we hem niet meer zien, nu het gescheurd in de vuilnismand
ligt.
131120
114. Mijn
papegaai blijft me afwisselend uitschelden voor rotte vis en vragen om over zijn
kopke te krabben.
115. Schrijfschoolboeken
lezen is erg, maar hoe erg moet het niet zijn ze te moeten schrijven!
131121
116. Ze mag dan
al vaak met JFK van de grond zijn gegaan, tot luchthaven heeft Marilyn het toch
nooit geschopt.
117. Ik vind
‘woord van het jaar’ de meest nutteloze woordgroep van het jaar.
131122
118. Is JFK nu
alweer 50 jaar geleden doodgeschoten?
119. Ik voel
me niet aangesproken door wat je zegt over de culturo's die foto's van zichzelf
trekken in de Dansaertstraat.
120. Waar was
JFK toen ik werd vermoord?
131123
121. Je kan
het al horen aan de manier waarop ze zeggen dat ze goed voor dat kind zullen
zorgen.
122. De
publicatie De Izegemse koekoek van W.
Terrijn zal ik bewaren omdat zij zo’n mooie cover heeft.
123. Een Ferrari
met een parkeerticket, dat is een beetje als een Lamborghini met een trekhaak.
124. We
dronken in de vooravond wijn bij een man die zowel op Raymond Poulidor, Claude
Nougaro als op Peter Falk geleek.
los ingeslagen 138
18 augustus 2013
’s Namiddags, na de siësta, maken we een wandeling met M. en
J., nog een Nederlands koppel dat we inmiddels hebben leren kennen, en ook zeer
sympathieke en interessante mensen. Ze wonen ergens tussen Tongeren en
Maastricht en zitten in de psychotherapeutische sector. Ze hebben gisteren een
kleine wandeling tot helemaal boven op de heuvel naast de camping
‘klaargemaakt’. Klaarmaken wil hier zeggen: het meeste kruid wegmaaien,
overhangende takken verwijderen, en bij splitsingen of aftakkingen met keien
stapeltjes vormen die de juiste richting aangeven. S. fungeert als proefkonijn
en loopt voorop: zij moet, zonder instructies en enkel op de aangebrachte
aanwijzingen voortgaand, het traject volgen zoals zij denkt dat het is. Dat
lukt heel goed.
zaterdag 23 november 2013
los ingeslagen 137
17 augustus 2013
Bij ‘la soupe au pistou’, opnieuw een gezamenlijke
campingactiviteit (pistou is een
gevijzeld mengsel van look en basilicum, en de soep zelf is gemaakt van verse
groenten en bonen), kom ik naast een man te zitten die X heet. De afbeelding en
het opschrift op zijn T-shirt gooien de brug over onze vreemdheid: Wagners Walküre. Operaliefhebbers, en zeker
liefhebbers van Wagner, zullen wel een culturele babbel kunnen slaan, denk ik,
die niet van opera houd – en ik vergis mij niet. We hebben het over muziek
beluisteren, de teloorgang van de hoge cultuur, overheidscommunicatie, de collaboratie
tijdens de Tweede Wereldoorlog. X werkt aan een lezing en een tentoonstelling
over dit heikele thema, het is de bedoeling om ermee langs Nederlandse én
Duitse scholen te gaan. Ik raad hem de lectuur aan van Erich Kästners Nota bene, een oorlogsdagboek van een
Duitser, waarin het vaak gaat over hoe de Duitsers tegen de nakende nederlaag
aankeken.
facebookbericht 469
Dat de liberalen beseffen dat het misschien toch wel een ietsiepietsie belangrijk is om rekening te houden met het milieu is op zich niet slecht. Dat ze het woord 'groen' willen vermijden omdat dat te veel eer is voor een politieke opponent die veel eerder tot dat inzicht is gekomen, kan ik begrijpen. Maar ja, 'blauwe planeet', dat is inderdaad een beetje ongelukkig. Mocht ik op dat congres zijn geweest (quod non, uiteraard!), ik had voorgesteld om te kiezen 'voor een appelblauwzeegroene planeet'.
reactie
Op die 'geitenwollensokkenjongens' van toen, waar we ons
mede dankzij hun benaming (compliment voor de bedenker?) zo makkelijk vrolijk
over maken, baseert de bio-commercie nu haar succes.
Maar eigenlijk waren die gwsj's de harde avant garde.
Waarin en waarom eigenlijk verschilt de cool die de kunst
avant garde uitstraalt van deze van hen?
K.
vrijdag 22 november 2013
facebookbericht 468
gisteren vierden ze dat hij morgen, vandaag dus, vijftig
jaar geleden vermoord werd, vandaag dat hij vandaag precies vijftig jaar
geleden vermoord werd, en morgen zullen ze vieren dat hij gisteren vijftig jaar
geleden vermoord werd - en over vijftig jaar zullen ze herdenken dat het
vijftig jaar geleden gevierd werd dat hij vijftig jaar geleden vermoord werd
facebookbericht 467
Ik vind je stukje over het programma dat in de plaats van ‘Joos’ gaat
komen ‘leuk’, afgezien van het denigrerende woord 'culturo', tot twee keer toe.
Bedoel je daarmee mensen die bezorgd zijn om het cultuuraanbod, die zich
verzetten tegen vervlakking en commercialisering, tegen opleuking en
infantilisering? Zo ja, dan zijn er beslist andere benamingen mogelijk.
Zelf, ook ondertekenaar van een Joos-enquête, zou ik niet graag als 'culturo'
worden aangesproken.
'Culturo's', 'groene jongens', 'geitenwollensokkendragers': dat soort woorden is een retorisch middel om allerlei welmenende lieden over één kam te scheren. (Wol en scheren in één zin, dat kan geen toeval zijn.)
'Culturo's', 'groene jongens', 'geitenwollensokkendragers': dat soort woorden is een retorisch middel om allerlei welmenende lieden over één kam te scheren. (Wol en scheren in één zin, dat kan geen toeval zijn.)
de eerste bladzijden van Leonard Nolens’ ‘Dagboek van een dichter’
In het motto bij dit boek (opgedragen aan Adriaan en David Nolens) is al meteen heel wat denkstof vervat. Het is van de joodse filosoof Leopold Flam en luidt: ‘Nadenken over het eigen lot heeft geen ander doel dan een gemeenschap te vinden die een einde maakt aan de verbanning.’ Nadenken. Lot. Doel. Gemeenschap. Verbanning. Het lot van de dichter is: de ballingschap. De dichter kiest er niet voor dichter te zijn. De dichter denkt na over zijn dichterschap. En het enige doel dat hem daarbij voor ogen staat is: opnieuw opgenomen te worden in de gemeenschap waarin hij, door dichter te zijn, zijn plaats heeft verloren.
Al meteen in de eerste notitie (27 december 1979 – op zich
al onconventioneel, om het dagboek niet vlak na maar vlak voor oudejaar te
laten aanvatten) heeft Nolens het over dat buitengesloten zijn: de bijzondere
manier waarop de dichter in de wereld staat – door roerloosheid probeert hij
datgene wat hij observeert en wat mogelijk een bestemming zal vinden in een
gedicht niet op te schrikken – is voor ‘iedereen met wie hij samenleeft’ een
‘constante bron van ergernis’. Al meteen geeft Nolens een van de basispremissen
prijs die aan de basis ligt van de manier waarop hij voelt dat hij, met zijn
dichterschap en met zijn zwaarte in de wereld staat: geïsoleerd,
buitengesloten. Ja, ook die zwaarte is een belangrijk gegeven: het is een
eigenschap met een dubbele presentie wat de dichter is zowel zwaarmoedig als té
zwaar ‘door ongezond leven’.
‘Zo’n lichaam van mij, ik gun het niemand. Alles kost
moeite.’ (31 december 1979)
De tweede notitie (ook 27 december 1979) is al even cruciaal
en geeft uitdrukking aan datzelfde levensgevoel, al is er een nuance: de
dichter staat niet alleen buiten de wereld (de samenleving), hij staat ook
buiten zichzelf, in zekere zin. Er is een afstand tussen de
dichter-die-op-zichzelf-reflecteert en de dichter-zelf. Nolens zegt dat hij
graag vanzelfsprekend zou zijn, vanzelf zou spreken – zonder al dat bespiegelen
en reflecteren.
In notitie vier (nog altijd 27 december 1979) geeft Nolens
al meteen een verscheurende paradox prijs: waar hij al heeft aangegeven dat het
lot van de dichter, namelijk om buiten of naast de wereld te staan, zwaar om
dragen is, doet hij nu zijn beklag over die wereld want daar wordt toch alleen
maar gekletst over ‘zomervakanties (…) en dure pensioenverzekeringen’, daar
heerst wat Heidegger Das Gerede zou
noemen. En daar heeft de dichter een broertje aan dood.
Notitie zes (de laatste van 27 december 1979) gaat – nu al!
– over de perceptie, of receptie, van deze dagboeknotities. Dit doorgedreven
denken over zichzelf is schaamteloos, is een ‘(v)erraad aan de anderen’. Maar
Nolens hoopt dat hij niet verkeerd zal worden begrepen en dat men de waarde van
zijn denkarbeid zal zien, hij heeft het over ‘een juist begrepen
zelfingenomenheid’.
We zijn één dag ver in een dagboek dat 28 jaar zal beslaan.
De vervreemding – van zijn omgeving maar ook van zichzelf –
heeft bij Nolens ook altijd te maken met de kunstmatige opwekking ervan, door
overmatig drankgebruik. Al meteen blijkt dat hij zich van dit gevaar bewust is,
van de vertekenende invloed die alcohol op het schrijven kan hebben: ‘ik geloof
niet in schrijven met een in Bols gedoopte pen’.
Op 29 december 1979 fantaseert Nolens: ‘Een dagboek waar je
een mensenleven voor nodig hebt om het uit te lezen.’ En dan nog ken je de
dagboekschrijver niet. Je schrijft er commentaren bij, en na jouw dood schrijft
iemand commentaren bij het dagboek-plus-commentaren. Enzovoort, een steeds
uitdijende tekst.
Ik denk nu: waar was ik
in 1979. Wat is dat een eeuwigheid geleden, zeg. Maar met Nolens heb je het
gevoel dat wat je op die eerste vier bladzijden gelezen hebt gisteren kon
geschreven zijn. Of zelfs vandaag.
donderdag 21 november 2013
facebookbericht 466
bij mij is er onlangs zoiets bols (en 't was geen
jenever) ontploft - zat gelukkig al in de vuilniszak - 't was mozarella, over
tijd - 'k ben er wakker van geworden - 't kan dus ook ontploffen in uw maag -
Klaas, g'hebt nog chance gehad
facebookbericht 465
(ngo’s verlaten klimaattop in Warschau)
Ja, dat is tegenwoordig wat wij democratie noemen.
Schijninspraak, gesponsord door de belanghebbers. Reclametechnieken en
belangenvermenging, zonder enige schijn van openlijk cynisme toegepast. De
economische logica is overal. Wij zijn murw, apathisch, machteloos - en 'zij'
weten het. Weggaan van zo'n vertoning is het enige zinvolle wat je kunt doen.
Maar wat nu?
los ingeslagen 136
17 augustus 2013
Rond elf uur vertrekken we voor onze laatste fietsrit. We
zullen deze week 59 + 85 + 50 + 52 = 246 kilometer hebben afgelegd. Met de auto
rijden we tot Versols (op de weg naar Saint-Affrique) en van daaruit vertrekken
we met de fiets. Eerst doen we de beklimming van Gissac; op de top is er nog
een bolletjestrui op het wegdek geschilderd, het restant van een
VTT-wielerwedstrijd. Op het eind van de afdaling vinden we op een bult van rode
aarde, onder twee eiken, een mooie picknickplaats. Met uitzicht op het château
de Montaigu. De beklimming daarheen blijkt de zwaarste van de hele week – en we
hebben er toch al een paar lastige gedaan. Boven worden we opgewacht door een
orkestje (vijf jongemannen waarvan er een deuntjes speelt op een trekzak, hij
wordt begeleid door een trommelaar). Niet dat ze er speciaal voor ons staan,
maar ’t is toch prettig te denken van wel. Nog wat verder (de beklimming is, zo
stellen we vast, nog verre van gedaan), wanneer we alweer uitpuffen en S. nog
wat moet bekomen van de nare ervaring net een van de bergwand losgekomen
rotsblok achter zich te hebben horen neerkomen, wacht een vriendelijke
staartloze hond ons op.
facebookbericht 464
Wat? Is het waar? Is JFK vermoord? Dat moet zeker vijftig
jaar geleden zijn want ik weet van niets.
reactie
Mooi schilderijtje, mooi contrast, oud-jong, oud groen en jong
wit. Robert Devriendt zou er een mooi
miniatuurtje van maken.
Gegroet in de morgen.
woensdag 20 november 2013
transgalactisch perspectief 4
R treedt op deze blog
aan als gast. Hij neemt zich voor mij 365 berichten te sturen en hij gaf mij de
toestemming deze berichten hier te plaatsen.
R wenst anoniem te
blijven.
Dag Pascal,
Ik hou van de overheid. Iedereen zou moeten houden van de
overheid. De overheid, dat zijn wij. Het zijn onze belangen die de overheid
dient, met ons geld en onder ons toezicht. Natuurlijk kan alles beter, maar
toch iets om trots op te zijn, zou ik denken. Maar ik behoor geloof ik tot de minderheid.
Voor velen is de overheid een noodzakelijk kwaad en een onophoudelijke bron van
ergernis en falen. De markt kan volgens de heersende opvatting alles wat de
overheid doet, per definitie beter. En beter is dan vooral goedkoper.
Dat is natuurlijk niet waar. De overheid is een appel, de
markt een peer. De markt heeft ten doel haar winst te maximaliseren. Niets op tegen,
maar dat is een heel andere, en veel engere doelstelling dan de opdracht die de
overheid voor ons uitvoert. Die vraagt om een bredere afweging dan alleen de
financiële consequenties. Toch lijkt de overheid hiervan nog het minst
overtuigd. Zij brengt nog steeds massaal taken, en daarmee ook ambtenaren, naar
de markt. Ik zit in zo’n markt: de automatisering.
De Nederlandse overheid werkt vanaf 2017 volledig
digitaal. Applaus, zou je zeggen, maar ik zou nog even wachten met klappen.
Want de hele automatisering is uitbesteed aan bedrijven. Van advies tot en metbeheer.
En bedrijven doen alles wat niet bij wet verboden is om hun winsten te
maximaliseren. Dus als het hen helpt om dealtjes met elkaar sluiten, failliet
te gaan, te fuseren of gekke dingen te doen, staat de overheid machteloos. Net
zo machteloos als in de financiële crisis, waarin de overheid zich ook volledig
afhankelijk voelde van de banken en zich genoodzaakt voelde hen een blanco
cheque te verstrekken. Herhalingsgevaar = 100%. Echt waar. Bah.
En hoe kan dat nou? Hoe kan de overheid het publieke
belang nou aan de bedrijven verkopen? Waarom is ‘socialist’ een scheldwoord?
Waarom zijn ambtenaren geen helden maar losers? Wat voor samenleving is dat,
die dat vindt? Dat brengt ons bij Remco Campert:
Verzet begint niet
met grote woorden
Verzet begint niet met grote woorden
maar met kleine daden
zoals storm met zacht geritsel in de tuin
of de kat die
de kolder in zijn kop krijgt
zoals brede rivieren
met een kleine
bron
verscholen in
het woud
zoals een vuurzee
met dezelfde
lucifer
die een
sigaret aansteekt
zoals liefde met een blik
een aanraking
iets dat je opvalt in een stem
jezelf een vraag stellen
daarmee begint
verzet
en dan die vraag aan een ander stellen
Groet, R
facebookbericht 463
Gisteren nog in de wolken, vandaag terug op de grond. Je
brengt mij op een idee: de fenomenologie van de teleurstellende leeservaring
moet dringend geschreven worden. Hoe je aanvankelijk bereid bent om mee te
gaan, betoverd, ja zelfs verliefd. Je overwint de argwaan die jou is bekropen
naar aanleiding van de hype, de bekroning en misschien de mooie ogen van de
schrijfster. De eerste bladzijden zijn inderdaad... meesterlijk. Je bent
euforisch! Maar dan wordt de idylle ras doorprikt. Je ziet de mechanismen en de
trucs. Je wordt kwaad want je bent niet au sérieux genomen. De teleurgestelde
lezer als bedrogen minnaar. Je verlangt naar een boek mét ruis, naar Proust,
naar een échte schrijver. Maar je moet voortdoen, nog honderden bladzijden,
want je wilt je vergissing niet toegeven. Misschien wordt het toch nog een goed
boek. Je bent echter een goede lezer en je weet dus dat het niet meer goed
komt... Enzovoort. Bedankt Pierre, voor je eerlijk leesverslag!
dinsdag 19 november 2013
facebookbericht 462
Je hebt gelijk, Roger, weten alleen is niet genoeg, er
moet ook gehandeld worden. Het kan een schijnbetrokkenheid teweegbrengen. Elk
van ons moet maar uitmaken of dat voor hem of haar van toepassing is. Maar
reken maar dat die politici met weemoed terugdenken aan het pre-facebooktijdperk,
toen ze nog niet op de vingers werden gekeken. Je mag het mobilisatie- en
controlevermogen van de sociale media toch ook niet onderschatten.
facebookbericht 461
Naar welke musea ik met mijn ouders ging? De
uitschakeling van mijn ouders was noodzakelijk om mijzelf de toegang tot een
museum te verschaffen.
facebookbericht 460
De burgemeester heeft die zogenaamde 'oorlog' tegen drugs nodig om zichzelf te profileren als strenge burgervader - in de ogen van diegenen die smachten naar een strenge (burger)vaderfiguur en zij vormen, zoals wij kunnen vermoeden, een meerderheid, of dan toch zeker een erg grote minderheid. De tsjevenredenering van BDW (de professoren hebben in theorie wel maar in praktijk geen gelijk) bewijst dat hij zelf niet in die 'oorlog' gelooft. Maar zijn 'praktische' houding is electoraal interessant en dus pervers. (Merk dat ik het woord 'oorlog' tussen aanhalingstekens plaats want echte oorlog is natuurlijk geen show.) Staf, wat je overigens zegt over de willekeurige grens tussen legale en illegale drugs is pertinent: 'Eigen drugs eerst'.
maandag 18 november 2013
facebookbericht 549
Die DS-lijn zat ook een beetje in die ouwe Saabs: opgaand van een lagere achtersteven naar een hogere voorsteven, en met een rechtopstaande voorruit: werkelijk schitterend - Saab heeft dat lang kunnen volhouden, maar tegenwoordig is het ook allemaal uniforme prut, en zijn ze zelfs failliet, geloof ik. Citroën heeft nog altijd mooie modellen, maar ze blijven maar een tijdje mooi, ze demoderen snel, wat van de DS niet kan gezegd worden, die is werkelijk tijdloos mooi!
transgalactisch perspectief 3
R treedt op deze blog
aan als gast. Hij neemt zich voor mij 365 berichten te sturen en hij gaf mij de
toestemming deze berichten hier te plaatsen.
R wenst anoniem te
blijven.
Dag Pascal,
Het leukste van weggaan is toch nog altijd het thuiskomen.
Mijn beste herinneringen heb ik in dit verband aan de terugkeer van vakantie in
Frankrijk, lang geleden. We reden ’s nachts, de drie kinderen achterin. Om een
uur of 6, 7 passeerden we de Nederlandse grens en ging radio-1 aan.
Er was er een christelijke kinderboekenschrijfster te gast,
Lijda Hammenga. Ze vertelde zo boeiend mogelijk over wat mij een heel saai
bestaan leek. Haar nieuwe boek Prikpoes,
was uit. Maaike en Koen speelden in de tuin van tante Suus. En opeens hoorden
ze een gek geluid uit de schuur … etc. Toen ik een andere zender wilde zoeken,
begon ze over de Tweede Wereldoorlog, en ze vertelde dat ze pas laatst had
ontdekt dat dat “best een spannende tijd
was geweest.” Onze kinderen schoten vanaf de achterbank als eerste in de
lach: goed opgevoed. Hilarisch werd het toen ze vertelde waarom, namelijk met
die onderduikers, en de joden, en die concentratiekampen… ja, misschien ging ze
daar ook nog een keer een boek over schrijven. Dat was echt thuiskomen.
Gister kwamen mijn vrouw en ik terug van een korte dadertour
in Duitsland. We bezochten het SS-museum in Wewelsburg en de Gestapokeller in
Munster. De week ervoor waren we naar het geheel vernieuwde herdenkingsmuseum
van de Eerste Wereldoorlog in Ieper geweest. De oorlogsindustrie draait nog op
volle toeren.
Een van de vele boeiende objecten was een kaart uit 1942 met
een Duitse prognose over hoe de wereld er na een paar jaar uit zou zien. Bijna
alles was Duits blauw. Dat roept bij mij altijd weer de vraag op hoe het zou
zijn geweest als ze hadden gewonnen. En opeens wist ik het. Ik had het al
gezien in Amerika. In het geboortehuis van Thomas Jefferson. Daar hing een
tekening aan de muur over “how the west was won”, namelijk door de genocide die
niet alleen zeer succesvol was in zijn uitvoering maar ook in het verdringen
van diepe schaamte door misplaatste trots. Zo had het in de vorige eeuw ook af
kunnen lopen, bedacht ik me. In ieder geval als het aan mijn vader lag.
Groet, R
facebookbericht 458
Ik heb die anciënniteitsregel altijd al een
monstruositeit gevonden. Ook toen ik zelfstandige was. Inderdaad hebben
jongeren het meer nodig dan uitbollende carrièristen die vlak voor hun vet
pensioen staan. Maar bovendien kwam ik onlangs tot de vaststelling dat een
collega die even oud is als ikzelf maar die toevallig een rechtlijniger
loopbaan achter de rug heeft, driehonderd (300) euro per maand meer verdient
met precies hetzelfde werk. Nu vind ik niet dat ikzelf (als ambtenaar) te
weinig verdien, maar het anciënniteitsprincipe lijkt me toch niet altijd even
rechtvaardig – om het zacht uit te drukken. Dus wordt het hoog tijd dat er
verandering in komt. Maar je zult zien: zij die hun schaapjes al op het droge
hebben zullen zich er het hardst tegen verzetten.
los ingeslagen 135
17 augustus 2013
Vannacht is er onweer en regen. Ik lees van vijf tot zes
en vat daarna – gelukkig – opnieuw de slaap. Alweer bevolken mijn kwelduivels
mijn dromen. Deze vormen bij het ontbijt, onder het zeil vanwege de lichte
regen, de aanleiding voor een diepgaand gesprek. We hebben het over mijn onverwerkte
(‘versteende’) trauma’s. Wat moet ik ermee? Expliciteren? Waartoe zou ik dat
doen? Nog het liefst van al zou ik, zeg ik, veel liever in elk geval dan ermee
naar een psych gaan, er een boek mee schrijven. Een brievenboek, zoals Black Box van Amos Oz (dat ik nu aan het
lezen ben), zou een zeer geschikte vorm zijn. Ik heb in elk geval stof genoeg
voor een pittig familiedrama, zeg ik nog – maar dat klinkt me meteen al te dramatisch
in de oren. Stof genoeg is echter niet genoeg, natuurlijk. Je moet het ook nog
kúnnen. We hebben het ook nog over G., over genetisch en omgevingsbepaalde
psychische aandoeningen, over het nut van psychiaters, psychologen en
psychotherapeuten, en over al hun gepsychologiseer. S. moet me voor de
zoveelste keer het verschil uitleggen: ik vergeet het iedere keer (of ik
verdring het). Ze raadt me aan om eens met die X te gaan praten. ‘Is hij er zo
eentje die wordt terugbetaald of niet?’, probeer ik nog. Gelukkig zijn er hier
in een straal van vijftig kilometer vast en zeker geen te vinden: ik voel me
veilig.
los ingeslagen 134
16 augustus 2013
Een praatje met de 80-jarige J. over fotografie en
fototoestellen. Hij fotografeert graag tuintjes, maar ook mensen. ‘Aangezichten
zijn belangrijk,’ zegt hij apodictisch. Ik beaam en denk: ze worden steeds
belangrijker naarmate je ouder wordt (…).
doordeweekse zinnen 81-106
131110
81. Aubergines
zijn niet saai.
82. Ik heb al
meer succesvolle zelfmoordpogingen bijgewoond.
83. De belangrijkste reden waarom ik niet op uw vraag kan ingaan, is dat ik
mezelf niet in staat acht om honderden gedichten te beoordelen zonder op een of
andere manier arbitrair te zijn.
131111
84. Wat je doet, moet je steeds assumeren.
85. Fantasie noch geheugen, enkel het nu.
86. In jouw droom had ik eerst een T-shirt
aan van Proust en dan een mooi blauw overhemd.
87. Hij had
een zeer sterk uitgesproken verlangen om zijn leven te vertellen.
88. Blad na
gevallen blad raapte zij op en zo bracht zij haar laatste levensjaren door.
89. Hoelang
nog, dat rouwen om de dood van God?
90. In een
wereld waarin alles om uitwendigheid draait, kan de ziel zeer eenzaam zijn.
91. Toen de
fotoranden nog gekarteld waren, dacht hij dat hij de loop van de geschiedenis
ingrijpend zou kunnen wijzigen.
131112
92. Heb je dat
nu ook, als je op straat een papiertje in een vuilnisbak gooit, dat je eerst
rond en achter je kijkt om te zien of er een GAS-ambtenaar in de buurt is?
131113
93. De tekst is
met potlood geschreven zodat je hem nog kunt uitgummen als hij jou slecht
uitkomt.
94. Je ging
net gehuldigd worden toen die kerel in de zaal zijn overhemd uittrok en met
veel misbaar en exuberant schaduwspel de aandacht trok.
95. Dat
vervelend-beschamende gevoel dat je kunt hebben als je je, onmiddellijk nadat
je eindelijk de televisie hebt uitgeschakeld, niet meer meteen kunt herinneren
waarnaar je hebt zitten kijken.
96. Het
gebeurt niet vaak dat je een bladzijde 1000 leest.
97. Zolang we
dit niveau halen, hoeven we ons geen zorgen te maken over de westerse
beschaving.
131114
98. Zou Vera
bij elk nieuw boek van haar man gekeken hebben of hij het ook dit keer aan haar
had opgedragen?
99. Ik zag
vorige week op straat twee jongemannen – blank en zonder gouden oorring – met
mijter over de schouder (de eerste) en rood-witte sinterklaasoutfit onder de
arm (de tweede).
100. Op haar
weg naar het toilet werd de al wat oudere vrouw met de groene spanbroek (rits
op de bips) heen en weer geworpen op het middengangetje doordat de trein bij
het binnenrijden van Brussel Zuid over wissels reed en van spoor veranderde –
zo hevig dat ze naar de handgrepen bovenop de zitjes moest grijpen om zich
overeind te houden.
131115
101. Zelfs de suikervraatzucht
van de omhooggevallen ondertitelaarster moet wijken voor haar sacherijn.
102. De
koningin heeft een nieuwe coupe.
103. Ik vond
dat niet slecht van Bart Peeters, toen hij zei dat Sinterklaas bestaat zolang
ouders in hun kinderen geloven.
131116
104. J. declameert
met veel jolijt een van zijn geliefde spreuken: ‘Bezoekers brengen vreugde aan
– is ’t niet bij ’t komen, ’t is bij ’t gaan’.
105. Volgens
mij wéten vliegen dat je van plan bent ze dood te meppen.
106. Veel
relaties stranden omdat de partners te gemakkelijk bereikbaar zijn en de
goedgunstigheid niet de tijd krijgt om zich te ontwikkelen, of de ergernis om
te bekoelen.
zondag 17 november 2013
zaterdag 16 november 2013
Abonneren op:
Posts (Atom)