Vetrand
Mijn moeder zei altijd dat ze niks tekort heeft gehad. Niet
dat ze het breed hadden. Mijn ouders hadden een paar kippen en een geit. Ze
hebben ook nog eens een koebeest
gehad. En ze hadden een stukske land. Te groot om zelf te bewerken maar te
klein voor een paard. Daarom huurden ze een paard bij een van de boeren in de
buurt. Ze betaalden met wat patatten. Wij moesten helpen. Ook bij het rapen van
de ouwen. Dat zijn de aren die na de
oogst op de grond bleven liggen. Kijk, we waren niet arm, maar we moesten toch
alles oprapen. Veel keus was er niet. En we moesten eten wat de pot schafte!
Ook het vet van het varkensvlees. Ik lustte dat niet. Nu heb je bij het
varkensvlees zoveel schoon vlees en maar een randje vet. Toen was dat
omgekeerd: maar zo’n beetje vlees en zo’n rand vet. Nu eet ik dat graag, maar
toen niet. Ik heb een keer dat vet in de gracht gegooid. Maar ik had geen chance: de dag erna kuiste mijn vader
die gracht uit en zo kwam hij op die vetrand. Ik was betrapt en ik heb toen
klets gekregen.
op 11 februari 2007 opgetekend
uit de mond van mijn moeder (1928-2013)