vrijdag 8 februari 2013

los ingeslagen 73


1 januari 2013

Rond een uur of zeven ben ik wakker. Ik lees, gezeten op de trap tussen de keuken en het gangetje naar onze slaapkamer, enkele bladzijden Mann. Ik kruip nog eens terug in bed en we slapen tot tien uur. Bij de buren speelt iemand (akoestische) gitaar en joelt een klein kind.

Bij het ontbijt staat BBC3 op. De vertrouwde klanken van het onvermijdelijke Nieuwjaarsconcert in Wenen bereiken ons. Nu nog Garmisch-Partenkirchen! We laten de toast verbranden in de oven en er is bijgevolg nogal wat schraapwerk aan.

T. spreekt af met haar vriendin F. in wier huis in Haywards Heath we een jaar of drie geleden – T/H was er toen ook bij – een paar nachten hebben verbleven. F. komt vanavond. Ik stel voor om spaghetti te maken, liever dan nog maar eens op restaurant te gaan.

Met de bus – ‘twenty-four to Limpico’, herhaalt de intercom voortdurend – tot Trafalgar Square. Daar is er opnieuw een toeloop, dit keer niet voor het vuurwerk maar voor de New Year’s Parade. We blijven meer dan een uur kijken naar de voorbijtrekkende fanfares, open wagens met beauty queens, olijke en nogal carnavalachtige groepen, dansers, cheer girls, uitbeelders van beroemde verhalen zoals Star Wars en Alice in Wonderland, enzovoort. Wanneer een kerstman passeert, schampert een man naast mij: ‘You’re a little too late!’ Een groep Boliviaanse dansers ontroert me op de een of andere manier – misschien omdat ze in dit prestigieuze hart van de voormalige wereldmacht iets van hun indiaanse authenticiteit weten over te brengen. Ook een fanfare met enkel zwarte mensen uit een Londense voorstad, vertegenwoordigers van een sektarische christenkerk, raakt bij mij een gevoelige snaar: deze groep, in groen-gele uniformen gestoken, onderscheidt zich met zijn ernst en concentratie van veel van de andere, vaak wat slordige, voorstedelijke gezelschappen – zonder daarom het swingen te laten. Mooi is ook een groep met kleurige ballonnen en vliegers. Ik neem heel wat foto’s.

We drinken thee in Bill’s Hampers, een degelijk en mooi ingericht etablissement. Ik neem er een overheerlijke passion cake bij; dat doet me denken aan Rod Stewart, die gisteren al eens ter sprake kwam, ik denk naar aanleiding van een publiciteit voor een van zijn croonerplaten. Inkopen voor de spaghetti doen we in het warenhuis Tesco. Het British Museum, waar S. graag de Sumerische leeuwenvoorstelling in bas-reliëf had bewonderd, is vandaag gesloten. We nemen de 24, ‘to Hampstead Heath’. Daar kopen we nog wortelen, paprika’s en een fles rood bij de vriendelijkste van de twee kruideniers aan Mansfield Road. De man aan de kassa zwaait al wanneer ik nog buiten sta om een foto te maken. Hij is bijzonder goedlachs, gewiekst natuurlijk maar toch oprecht – en dat is ook de reden waarom we niet naar de andere winkel gaan, waar we drie dagen geleden, toen we er de sleutel gingen ophalen, veel norser werden toegesproken.

Thuis krijgt T. bericht dat F. en haar man vanavond niet komen. We zullen onze spaghetti alleen moeten opeten.

Bij het avondeten bespreken we de vraag of de komende generatie zich nog wel zo vanzelfsprekend aan het hebben van kinderen zal begeven. Ik kan zeker niet zeggen dat het over niets is gegaan, dit verblijf in Londen samen met T. Eergisterenavond hadden we het over het Vlaams-nationalisme, en dan ook nog eens over het samenwonen in grotere eenheden. Ze verliepen soms een beetje vinnig, maar toch waren deze gesprekken zinvol, ze hadden inhoud.