1 januari 2013
Rond een uur of zeven ben ik wakker. Ik lees, gezeten op de
trap tussen de keuken en het gangetje naar onze slaapkamer, enkele bladzijden
Mann. Ik kruip nog eens terug in bed en we slapen tot tien uur. Bij de buren
speelt iemand (akoestische) gitaar en joelt een klein kind.
Bij het ontbijt staat BBC3 op. De vertrouwde klanken van het
onvermijdelijke Nieuwjaarsconcert in Wenen bereiken ons. Nu nog Garmisch-Partenkirchen!
We laten de toast verbranden in de oven en er is bijgevolg nogal wat
schraapwerk aan.
T. spreekt af met haar vriendin F. in wier huis in Haywards
Heath we een jaar of drie geleden – T/H was er toen ook bij – een paar nachten
hebben verbleven. F. komt vanavond. Ik stel voor om spaghetti te maken, liever
dan nog maar eens op restaurant te gaan.
Met de bus – ‘twenty-four to Limpico’, herhaalt de intercom
voortdurend – tot Trafalgar Square. Daar is er opnieuw een toeloop, dit keer
niet voor het vuurwerk maar voor de New Year’s Parade. We blijven meer dan een
uur kijken naar de voorbijtrekkende fanfares, open wagens met beauty queens, olijke en nogal
carnavalachtige groepen, dansers, cheer
girls, uitbeelders van beroemde verhalen zoals Star Wars en Alice in
Wonderland, enzovoort. Wanneer een kerstman passeert, schampert een man
naast mij: ‘You’re a little too late!’ Een groep Boliviaanse dansers ontroert
me op de een of andere manier – misschien omdat ze in dit prestigieuze hart van
de voormalige wereldmacht iets van hun indiaanse authenticiteit weten over te
brengen. Ook een fanfare met enkel zwarte mensen uit een Londense voorstad, vertegenwoordigers
van een sektarische christenkerk, raakt bij mij een gevoelige snaar: deze
groep, in groen-gele uniformen gestoken, onderscheidt zich met zijn ernst en
concentratie van veel van de andere, vaak wat slordige, voorstedelijke
gezelschappen – zonder daarom het swingen te laten. Mooi is ook een groep met
kleurige ballonnen en vliegers. Ik neem heel wat foto’s.
We drinken thee in Bill’s Hampers, een degelijk en mooi
ingericht etablissement. Ik neem er een overheerlijke passion cake bij; dat doet me denken aan Rod Stewart, die gisteren
al eens ter sprake kwam, ik denk naar aanleiding van een publiciteit voor een
van zijn croonerplaten. Inkopen voor de spaghetti doen we in het warenhuis
Tesco. Het British Museum, waar S. graag de Sumerische leeuwenvoorstelling in
bas-reliëf had bewonderd, is vandaag gesloten. We nemen de 24, ‘to Hampstead
Heath’. Daar kopen we nog wortelen, paprika’s en een fles rood bij de
vriendelijkste van de twee kruideniers aan Mansfield Road. De man aan de kassa
zwaait al wanneer ik nog buiten sta om een foto te maken. Hij is bijzonder goedlachs,
gewiekst natuurlijk maar toch oprecht – en dat is ook de reden waarom we niet
naar de andere winkel gaan, waar we drie dagen geleden, toen we er de sleutel
gingen ophalen, veel norser werden toegesproken.
Thuis krijgt T. bericht dat F. en haar man vanavond niet komen. We zullen onze spaghetti
alleen moeten opeten.
Bij het avondeten bespreken we de vraag of de komende
generatie zich nog wel zo vanzelfsprekend aan het hebben van kinderen zal
begeven. Ik kan zeker niet zeggen dat het over niets is gegaan, dit verblijf in
Londen samen met T. Eergisterenavond hadden we het over het
Vlaams-nationalisme, en dan ook nog eens over het samenwonen in grotere
eenheden. Ze verliepen soms een beetje vinnig, maar toch waren deze gesprekken
zinvol, ze hadden inhoud.