Dodendans
Behrens ontvangt in de persoon van zijn zoon Knut de Duitse
geest. <371> Knut teistert, samen met enkele medestudenten
(‘commilitones’), ‘in groepsverband’ de omgeving. Hans Castorp vermijdt hen. De
kerstdagen komen er – veel sneller dan verwacht – aan. <372> Net zoals de
materie kun je de tijd opdelen in kleinere eenheden en zo tot een
duizelingwekkende opsplitsing komen die het geheel sterk relativeert. Er is een
kerstboom, er zijn cadeautjes en <373> er zijn kerstwensen uit het
laagland. Na het beëindigen van de zeer uitgebreide kerstmaaltijd komt
Settembrini aan Hans’ tafel wat filosoferen over <374> ‘de timmermanszoon
en universele rabbi, wiens verjaardag vandaag gefingeerd werd’. Dokter Behrens
neemt zijn geschenken in ontvangst. De uitgelatenheid van het feest verwelkt al
vlug tot mistroostigheid en <375> mist. Op de avond van kerstdag is er
een concert. Hans Castorp kan pas ongehinderd naar het gekweel luisteren als
zowel Settembrini als ‘de spleetogige Russin’ er de brui aan hebben gegeven.
<376> Meteen na Kerstmis sterft de ‘aristocratische
paardensportliefhebber’. Hij heeft zijn leven met dure zuurstofdosissen weten
te rekken. Hans Castorp vraagt zich af wat hiervan het nut is: voorwaar de
euthaniekwestie!; niets mag ontbreken in een universele roman. <377> Aan
tafel stelt Hans Castorp vast dat het overlijden van een medepatiënt taboeonderwerp
is. Uit ‘verzet tegen het vigerende systeem van verheimelijking’ besluit hij de
aflijvige te bezoeken <378> in diens kamer, waar ook de kersverse weduwe
aanwezig is. <379> Tot haar zegt Hans Castorp dat zijn verblijf in het
sanatorium mogelijk ‘een keerpunt in zijn leven vertegenwoordigde’ – waarmee
hij Joachim gelijk geeft, die hem, toen Hans Castorp in de Berghof aankwam,
zegde dat je hier ‘andere ideeën’ krijgt (14). <380> Het bezoek aan de
dode ‘aristocratische ruiter’ heeft Hans Castorp tot het inzicht gebracht dat
je naast de ‘vrije’ geestelijke richting of stemming ook een ‘vrome’ hebt, een
die minder op de (Italiaanse) Settembrini-rede en meer op Spaans-barok decorum
is gericht maar die niettemin toch ook de menselijke waardigheid dient –
<381> zonder de dood te veronachtzamen. (Dit onderscheid vormt een
aankondiging van de komst van die andere leraar, Naphta.) <382> Hans
Castorp neemt zich dan ook voor aandacht te schenken aan de ‘ernstig zieken en
moribunden’. <383> Zijn motieven hiervoor zijn: ‘protest tegen het
heersende egoïsme’ en ‘de behoefte van zijn geest, lijden en dood ernstig te
mogen nemen’. Hij gaat daarmee in tegen de bewoners van de Berghof die helemaal
niet ziek zijn, zoals mevrouw Hessenfeld, die om en over alles en nog wat wedt,
<384> of zoals diegenen, en ze zijn niet weinig talrijk, die zich gedragen
op een manier die niet zo betamelijk is als van sanatoriumgasten kan worden
verwacht. <385> Bij dit alles spant mevrouw Stöhr de kroon als het op
roddelen aankomt, en dat doet zij met een van clichés doorspekte taal en met
een domheid <386> die zelfs bij Hans Castorp de haren ten berge doen
rijzen. <387> Dat de medepatiënten Hans Castorp niet echt tegemoetkomen
in zijn behoefte om aan de sterfelijkheid de plaats toe te meten die haar
toekomt, blijkt wanneer de epilepticus Popów een aanval krijgt. ‘De
consternatie was onbeschrijflijk,’ schrijft Mann, en hij laat een zeer goede
beschrijving van de consternatie volgen. Het toeval wil dat Krokowski net
daarvoor in zijn tweewekelijkse lezing epileptische aanvallen had omschreven
als ‘orgasme van de hersenen’, <388> wat de aanval van Popów en de
hysterische reacties van de vrouwen in de eetzaal in een verdacht daglicht
stelt. Hans Castorp concentreert zijn inspanningen om de ‘weinig serieuze
verdorvenheid’ in het sanatorium tegen te gaan op de zeventienjarige Leila
Gerngrosz, die stervende is. <389> De
beloning blijft niet uit: de identiteit van de twee anonieme schenkers
van een hortensia wordt verraden en beide neven mogen zich bij de ‘moribunda’
en haar ouders – <390> een ruige ‘majoor b.d.’ en een frêle moedertje dat
zich schuldig voelt voor de ziekte van haar dochter – aandienen om de
dankbetuigingen in ontvangst te nemen. <391> De majoorsvrouw is met name
dankbaar voor de ‘keurige, onbetekenende flirt’ die de beide neven het meisje
in extremis hebben bezorgd. Zij spreekt het woord ‘flirt’ verkeerd uit en dat
irriteert Hans Castorp. <392> Maar dat verhindert hem niet zich tevreden
te voelen over zijn actie, een tevredenheid die zich uitkristalliseert in het
samenspannen van twee indrukken: de geur van vochtige aarde in de bloemenwinkel
en het wakke handje van Leila – ofte bloei en bederf. Het volgende slachtoffer
is de twintigjarige zakenman Fritz Rotbein. Ook hij wordt op bloemen vergast.
<393> Rotbein bekijkt alles commercieel: niet alleen is er de
internationale bloemenhandel, hij vraagt zich zelfs af of een laatste operatie
rendabel zal zijn. <394> Een paar dagen later zijn zowel Gerngrosz, die
dus nooit groot zal worden, en Rotbein dood. Men went aan de aanblik van kamers
die opgeruimd en ontsmet worden. <395> Behrens neemt Hans Castorp mee
naar de <396> met zuurstof ‘overvulde’ mevrouw Zimmermann, die zeer graag
lacht maar boezem en benen niet stil kan houden. <397> Ze was in Zürich
door een plaatselijke arts te gul bijgetankt. <398> Er volgen nog meer
bezoeken en de neven worden de Samaritanen genoemd. Dit zeer tot bezorgdheid
van Settembrini, die Hans Castorp <399> een ‘zorgenkind des levens’ noemt
en waarschuwt: ‘laat de doden de doden begraven’. Maar Hans Castorp is niet van
plan zich hierdoor te laten ontmoedigen en zet zijn filantropische ronde langs
de moribundi voort. De volgende is Lauro, de overblijvende zoon van de
Mexicaanse Tous-les-deux. <400> Hij bedankt de Samaritanen uitermate
uitbundig voor de ontvangen bloemen. Een beetje te uitbundig zelfs. Beter
bevalt het de neven bij Anton Karlowitsch Ferge. <401> Hij vertelt over
zijn pijnlijke en mislukte operatie. Opnieuw heet het ‘onbeschrijflijk’ te zijn
– waarna alweer een beschrijving volgt. <402> Bij leven was de
Peterburger Ferge een brandverzekeringsagent. Hans Castorp is opgezet met de
feitelijke informatie die Ferge geeft over zijn talrijke reizen door Rusland –
<403> zeker als het gaat over de Kaukasische gebieden. Hans Castorp en
Joachim bezoeken ook de veertienjarige Teddy en mevrouw Nathalie von
Mallinckrodt, <404> die, door iedereen – man en minnaar – verlaten,
moedig haar vreselijke eczeemlot torst. <405> Hans Castorp verschaft
mevrouw von Mallinckrodt verpleegkundige diensten en schept daarin ‘een zeker
steels genoegen’ omdat noch Joachim noch Settembrini er iets kunnen tegen
inbrengen. De neven ontfermen zich ook over de ‘externe’ negentienjarige
patiënte Karen Karstedt. <406> Gedrieën gaan ze naar de wintersporten
kijken <407> waar ze zich mengen onder een internationaal gezelschap.
<408> Ze gaan ook kijken naar de bobsleebaan die, zo herinnert Hans
Castorp zich, wordt gebruikt om de lijken uit het hoger gelegen sanatorium naar
het dal te transporteren. En ze gaan naar de cinema <409> waar ze een
film zien, ‘vervaardigd vanuit een sympathetische vertrouwdheid met de geheime
wensen der kijklustigen’. Wat Mann van het nieuwe medium denkt, moge blijken
uit het feit dat hij de domme mevrouw Stöhr, ook in de zaal aanwezig, van de
film laat genieten. <410> In de film, zo laat Mann niet na te melden, is
de tijd door de opeenvolging van opnames in fracties versnipperd – terwijl door
de inhoud (van het gefilmde nieuwsbulletin met zich in het verleden situerende
feiten van over de hele wereld) ook de ruimte is tenietgedaan. <411>
Samen met mevrouw Stöhr bezoeken de neven nog het café van het Kurhaus.
<412> Volgens mevrouw Stöhr gaat Hans Castorp maar om met Karen Karstedt
bij wijze van surrogaat voor Clawdia Chauchat, die hij niet weet te benaderen.
Hans Castorp beseft wel dat het zo is, maar zijn ‘caritatieve ondernemingen’
hebben toch ook een ‘doel in zich zelf’. <413> Op een dag wandelen ze
naar het kerkhof, <414> dat stil is en ondergesneeuwd. <415> De
beide neven laten Karen voorgaan – het werkwoord heeft hier duidelijk een
dubbele betekenis. De bewoners, die hier ‘voorgoed tot de horizontale
bestaansvorm (zijn) ingekeerd’, zijn over het algemeen jong en komen uit alle
windstreken. 415>414>413>412>411>410>409>408>407>406>405>404>403>402>401>400>399>398>397>396>395>394>393>392>391>390>389>388>387>386>385>384>383>382>381>380>379>378>377>376>375>374>373>372>371>
Walpurgisnacht
<416> Samen met Settembrini wordt vooruitgeblikt op
het vastenavondfeest. <417> Hans Castorp wijdt enkele beschouwingen aan
de opdeling van het jaar door de cesuren die worden aangebracht door de feesten
en bijzondere momenten in de aarde-omwenteling. <418> Carnaval wordt
nogal kinderachtig gevierd met ‘schertsblaasinstrumenten’, papieren
hoofddeksels en serpentines. (Maar we zijn nog niet zover; verteller Mann
expliciteert even dat hij niet op de feiten vooruit wenst te lopen en hij
temporiseert; hij laat ‘de tijd alle eer, die hem toekomt’ – hij streeft er met
andere woorden na het verstrijken van de tijd ook in het verstrijken van zijn
verhaal te weerspiegelen.) <419> Tijdens het feestgedruis bezorgt
Settembrini Hans Castorp een handgeschreven waarschuwing: ‘Betoverd is de berg
vandaag (…) wijst straks een dwaallicht u de weg, dan moet u dat zo nauw niet
nemen.’ <420> De boodschap is met potlood geschreven en Hans Castorp
zoekt er nu ook een om een antwoord te schrijven – maar hij vindt er geen en
overweegt, terugdenkend aan zijn vraag om een potlood bij Hippe destijds en
aangedreven door associaties, om er een aan Clawdia Chauchat te vragen. Maar
hij laat zijn plan varen, al te zeer heeft Clawdia Chauchats japon met blote
armen hem geïmponeerd. <421> Een aantal gasten hebben zich verkleed,
sommigen in travestie. <422> Mevrouw Stöhr kiest, zeer toepasselijk, voor
een vermomming als poetsvrouw. <423> Mevrouw Iltis en meneer Albin komen
binnen, verkleed als thermometer en ‘blauwe Hein’. <424> Settembrini, die
met zijn geschreven opmerkingen tot nog toe voor koor speelde, vindt het
allemaal niet zo prettig en heeft met name niet graag dat Hans Castorp hem
tutoyeert. <425> Maar Hans verdedigt zich en neemt, al enigszins op
temperatuur door het mengsel van champagne en bourgogne, de gelegenheid te baat
om Settembrini te bedanken voor zijn nu al zeven maanden durende begeleiding.
<426> Settembrini vindt dat het als een afscheid klinkt. Ze gaan naar de
pianokamer, waar Behrens, uitgedost met een fez, een ‘vastenavondspunch’
serveert. <427> Ook Krokowski is van de partij. Behrens tekent met
gesloten ogen een varkentje. Het is er eentje met spleetoogjes! <428>
Iedereen wil hem dat nadoen maar niemand slaagt erin. <429> Hans Castorp
wil uiteraard niet onderdoen. In zijn zoektocht naar een potlood komt hij oog in
oog met Clawdia Chauchat te staan en – Settembrini kan hem niet meer
tegenhouden – vraagt haar een potlood. <430> Deze vraag gaat gepaard met
een fysiologische overreactie, die bij ‘de blootarmige zieke’ niet op begrip of
medelijden kan rekenen. Integendeel, ze weet heel goed wat er gebeurt en drijft
de spot met hem. Ze haalt een sierpotloodje tevoorschijn, dat niet zo handig
lijkt als dat van, indertijd, Hippe. <431> Na een aarzeling overhandigt
zij het potlood. Hans Castorp nodigt haar uit om ook blindelings een varkentje
te tekenen. <432> Maar men is al met dansen begonnen. <433> Clawdia
Chauchat wordt door Hans Castorp ten dans genood maar begint, in het Frans,
over de Duitse volksaard: ‘Vous aimez l’ordre plus que la liberté, toute l’Europe
le sait.’ Hans Castorp vraagt zich af wat dat woord ‘aimer’ wil zeggen. Hij
verneemt van Clawdia Chauchat dat Joachim ernstiger ziek is dan hij het dacht.
<434> Hans Castorp looft de wijze waarop Behrens op zijn schilderij
Clawdia Chauchats huid heeft weergegeven. Ze kijken naar het spektakel van de
dansende carnavalsvierders. <435> Hans Castorp slaat al meteen aan het
mijmeren: hoe zalig het is om naast Clawdia Chauchat te zitten dromen, een
eeuwigheidsmoment te beleven in het nu. <436> Haar aankondiging van haar
nakende vertrek komt dan ook wat bruusk aan. <437> Ze wisselen gegevens
uit over hun gezondheidstoestand. Hans Castorp overdrijft een beetje.
<438> Clawdia Chauchat weet dat Joachim niet lang meer te leven heeft.
<439> Hans Castorp zou graag haar ‘portrait intérieur’ zien. Clawdia
Chauchat vertelt over de gesprekken die ze met de zieke Rus in het dorp voert.
Ze spreken onder andere over moraal. Mevrouw Chauchat verkiest een gevaarlijke
moraal die geboren wordt uit een omgang met het kwaad boven een principiële
moraal die vanuit de rede voorschrijft wat goed is. <440> Zij ziet in
Hans Castorp een burgerlijke type (‘tu es un petit bonhomme convenable’), dat
tot een dergelijke moraal niet in staat is. Hij verdedigt zich: hij zegt niet
van plan te zijn ooit ‘vous’ tegen haar te zeggen. Die beleefdheidsvorm is toch
maar een pedant formalisme. <441> Clawdia Chauchat tot Hans Castorp: nu
spreek je als in een droom, maar straks keer je terug tot de burgerlijke
werkelijkheid en naar het laagland, waar je je plicht zult opnemen en volledig
zult vergeten wat je hier hebt beleefd. Hans Castorp spreekt haar tegen en
bekent haar zijn liefde. En hij
claimt een avontuurlijk bestaan: ‘l’amour n’est rien, s’il n’est pas de la
folie (…) une aventure dans le mal’. <442> Hans Castorp knielt nu
voor Clawdia Chauchat. Gelukkig dat iedereen al vertrokken is. En hij steekt
een bijzonder bewerkelijke speech af over lichaam, liefde en dood waarin echo’s
weerklinken van de esthetische beschouwingen aangaande de lichamelijke
schoonheid die in het atelier van Behrens hebben weerklonken. <443>
Clawdia Chauchat zet Hans Castorp de zotskap op en verlaat de zaal, niet zonder
hem te hebben gevraagd haar het potloodje terug te geven.443>442>441>440>439>438>437>436>435>434>433>432>431>430>429>428>427>426>425>424>423>422>421>420>419>418>417>416>