Dan start de biografische film Gainsbourg, vie héroïque van Joann Sfar (2010). (De titel is alvast
raak omdat een van Gainsbourgs titels erin resoneert: ‘69 année érotique’.) Een
jongen op het strand, een jongen op school, een jongen aan de piano thuis – hij
ondergaat, tegen zijn zin, vaders pianolessen. Jongetje met jodenster (Sfar is zelf
ook jood). Een bekend verhaal: Wereldoorlog Twee, joden in Parijs. Onderduiken op
het platteland (zoals Gainsbourg tussen de vissen).
Het jongetje heeft flaporen, verwonderde en slimme oogjes,
zwart haar. Samen met zijn kameraden van het pensionaat leert hij al heel vroeg
de geneugten van de tabak kennen. Lucien, want zo luidt zijn echte voornaam
(Lucien Ginsburg), tekent graag en virtuoos en mede daardoor palmt hij zijn
lotgenoten in. Een van zijn zelfgecreëerde striphelden, een soort van romploze Holle
Bolle Gijs, komt tot leven als pop en speelt nu ook mee in de film. Dat stoort
niet: de biograaf heeft ons al overtuigd. Het wordt duidelijk waarom de
begingeneriek een tekenfilm moest zijn: Sfar (die begon als striptekenaar)
wilde dat we meteen onze kijkhouding aanpasten want Gainsbourg, vie héroïque is geen biopic als de andere. De film
heeft veel meer te bieden dan een chronologie van une vie d’artiste; hij toont ook de fantasie van de regisseur en
vooral hoe Serge Gainsbourgs kunstenaarschap daarin resoneert! Sfar kiest
ervoor – en zeer terecht! – om niet alleen met de inhoud (de ‘biografie’, of
beter: de selectie van relevante biografische feiten die hij ten enenmale moet
maken omdat hij natuurlijk niet álles kan tonen) – maar ook met de vorm zijn
personage te schetsen. Die vorm is fantastisch, sprookjesachtig, bizar,
oorspronkelijk, non-conformistisch, grillig en provocatief – inderdaad, zoals
Serge Gainsbourg zelf ook is geweest.
Het vormelijk experiment verhoogt de overtuigingskracht van
deze film. Maar minstens evenzeer – naast de manier waarop de acteurs spelen en
wát ze spelen (de selectie) – draagt ook de casting
daartoe bij. Zo is de gelijkenis uitermate frappant tussen Éric Elmosnino en de
door hem méér-dan-belichaamde volwassen Gainsbourg (neus, stoppelbaard, kapsel
(of beter: niet-kapsel), zonnebril, maar ook – en vooral! – het hele arsenaal
van tics en de manier van spreken). Toegegeven, tot karikaturale dimensie
opgewerkte types zoals Gainsbourg, die zijn uiterlijk en zijn publieke
aantreden zorgvuldig regisseerde, zijn wellicht het gemakkelijkst te imiteren,
maar toch, de prestatie van Elmosnino is werkelijk fenomenaal. Dat hij hierin
gestuurd werd door regisseur Sfar, is wel duidelijk want Sfar laat ook Philippe
Katerine een overtuigende Boris Vian en Laetitia Casta een verbluffende
Brigitte Bardot neerzetten. Op een gegeven ogenblik zit je echt naar
Gainsbourg/Bardot te kijken en vergéét je dat het ‘maar’ acteurs zijn. De suspension of disbelief is compleet.
Gainsbourg was een boeiende persoonlijkheid, dat staat
buiten kijf. Maar zijn leven was ook treurig. Liefdesverslaving,
erkenningsverslaving, middelenverslaving. Zelfdestructie, gekoppeld aan een
moeilijk te behapstukken creativiteit. Een groter talent dan de wereld van de
jaren zestig en zeventig aankon – vandaar de toegevingen aan ‘de commercie’.
Het onvermogen om de – in grote hoeveelheid – ‘buitgemaakte’ liefde vast te houden. De provocatie, die
ontaardde in ronduit schabouwelijk gedrag, in inhoudsloze provocatie. De
onbegrepenheid en verlatenheid op het einde – wat kan je op de duur nog cynisch
wegwuiven als je al alle heilige huisjes hebt getackeld? De neergang, de dood.
Gainsbourgs vroegtijdige – maar zeer aangekondigde! – einde
wordt niet in beeld gebracht. Een eerdere hartaanval en evacuatie met de
ambulance wel. Die crisis overleefde hij nog en het is niet nodig om te tonen
wat er gebeurt als het hem een tweede keer niet meer lukt. Ook de passage met
het in brand gestoken briefje van vijfhonderd Franse francs (drieduizend
Belgische frank, vijfenzeventig eurootjes) wordt achterwege gelaten. Alsof Sfar
wilde verhinderen dat Gainsbourg tot die ene act zou worden herleid. Een heel
terechte uitzuivering want ‘Is dat die slechtgeschoren, slechtgemanierde kerel
die daar eens op televisie met een briefje van vijfhonderd zijn sigaret
aanstak?’ is als biografie-in-een-notendop al te weinig uit de lucht als de
componist van Je t’aime moi non plus (nog
zo’n onrechtvaardige reductie want hij schreef veel betere dingen dan dat!) ter
sprake komt. Neen, Sfar toont Gainsbourg als een veelzijdige kunstenaar die in
een rijpere tijd vast veel méér had kunnen betekenen. Gainsbourg, vie héroïque is, als grensverleggende biografische
film, een prachtige en respectvolle hommage.