Humaniora
<326> Hans Castorp en Joachim zitten in de tuin. Hans kan
weer genieten van zijn Maria Mancini-sigaar. <327> Behrens komt voorbij,
ook rokend. <328> De dokter en Hans Castorp wisselen sigaren uit
<329> en ook hun ervaringen met het roken ervan. <330> Hans informeert
naar het kunstschilderen van de dokter. ‘Anch’io sono pittore, zoals de bekende
Spanjaard placht te zeggen,’ grapt Behrens. <331> De neven krijgen het
atelier van de dokter-schilder te zien. <332> Na belangstelling voor
andere schilderijen te hebben voorgewend, komt Hans Castorp voor het schilderij
te staan dat hij natuurlijk al meteen wilde zien: Behrens’ portret van Clawdia
Chauchat, <333> ‘een tamelijk knullig product’ – maar voor Hans Castorp
is ‘de relatie’ tussen het doek en zijn onderwerp belangrijker dan de
gelijkenis. <334> Hij wendt bij de beschouwing van het schilderij een
technische kennis voor – en die benadering steekt natuurlijk fel af tegen zijn
emotionele betrokkenheid. <335> Zeker als het over de decolleté van
mevrouw Chauchat gaat! Behrens wijst erop dat je bij het schilderijen moet
wéten wat je schildert: kennis van de anatomie kan zorgen voor ‘een andere
verhouding (…) tot de natuur dan de zuiver lyrische’. <336> Hans Castorp
begint door te draven en heeft het over ‘variaties van een en dezelfde algemene
interesse’. Alle humane wetenschappen en zelfs de theologie gaan over de mens –
en aan de basis ervan ligt een interesse voor de vorm, die wordt aangeleerd
door middel van de klassieke filologie. <337> Door deze aandacht voor het
vormelijke wordt die interesse ‘haast iets als een galante gedrevenheid’. In
die zin moet kunst begrepen worden als ‘een nuance van de humanistische
interesse’. <338> De loop van het gesprek wil dat Hans en Behrens het op
een gegeven ogenblik hebben over de chemische samenstelling van vrouwelijk vet.
<339> Dan zegt Hans Castorp kwansuis, Settembrini bijna letterlijk
citerend: ‘Het obscene en het heilige waren (…) tot op zekere hoogte een en
hetzelfde.’ <340> Dan gaat het weer over de huid <341> en over
blozen, <342> kippenvel, lymfe, <343> bloed en de chemische
samenstelling van het menselijk lichaam. <344> En zo komen ze bij de
afbraak en het rottingsproces, dat een vorm van oxidatie is… zoals het leven
zelf: ‘Tja, leven is sterven’. <345> Leven is de vorm van verbranding
waarbij de vorm blijft bestaan. Behrens zegt melancholisch te zijn geworden van
het gesprek en neemt afscheid van de neven.345>344>343>342>341>340>339>338>337>336>335>334>333>332>331>330>329>328>327>326>
Navorsingen
<246> De winter doet zijn intrede en <347>
vergroot het isolement van het sanatorium. <348> De wintersporters komen
naar het dorp. Hans Castorp beseft dat hij hier Kerstmis zal moeten vieren.
<349> Maar ook dat dit voor de medepatiënten, die al langer in de Berghof
zijn, een van de ijkpunten van het jaar is. Het jaar! Er wordt overlegd over en
gecollecteerd voor het jaarlijkse cadeau aan Behrens. <350> Na vele
sneeuwdagen zet een periode van ijzige vrieskou in; het landschap is ‘verstard
in een droom van fantastische doodstover’. <351> Hans Castorp blijft
langer op om hiervan te genieten maar ook omdat hij is beginnen te studeren.
<352> Het boek De Kunst van het
Verleiden kan onder de gasten op ruime belangstelling rekenen. Hans Castorp
verdiept zich niet meer in boeken over schepen of ingenieurskunde, maar wel
over <354> ‘anatomie, fysiologie en levensleer’. Hij leest over het
leven, wat dat is, <355> en over het zelfbewustzijn, dat naar kennis over
het leven streeft maar nooit tot een afdoende definitie kan komen, <356>
een die het mogelijk maakt om zich niet op een wonder te moeten beroepen. Leven
is ‘een koorts van de materie’, <357> ‘de ontuchtige vorm van het zijn’,
ergens tussen wellust en geest in. <358> Als in een visioen ziet Hans
Castorp het lichaam van Clawdia Chauchat als de opperste instantiatie, als een
hoogste levensvorm. <359> Maar hij beseft dat het is opgebouwd uit een
veelheid van systemen en organismen die elk op zich ‘dermate van het ikkelijk
zijn, de vrijheid en onmiddellijkheid des levens vervreemd’ zijn. Het leven is
ook onpersoonlijk voor zover het kan worden gezien als tussenfase in de gang
van verwekking tot verwekking. <360> Uit dit inzicht spruiten
bespiegelingen voort over de voortplanting <361> en over de vorming van
de foetus, die onhumanistisch dicht tegen parallelle ontwikkelingen in de
dierenwereld aanleunt. <362> De ingenieur in Hans Castorp verwondert zich
over de mechanische ingeniositeit van spieren en skelet. <363> Hij
benadert het menselijk lichaam dus niet enkel lyrisch en medisch, maar ook
technisch! Maar er blijven nog heel veel vragen onopgehelderd. <364> In
de uiteindelijke verklaring van bepaalde fenomenen – bijvoorbeeld hoe zenuwen
werken of waarom de maag zichzelf niet verteert – komt men bij ‘het leven’ uit,
en dat is altijd ten dele een mystieke verklaring. Wat bijvoorbeeld te zeggen
van de werking van het geheugen of de erfelijkheid, die als een geheugen van de
soort is? <365> Er moeten elementen zijn die nog kleiner zijn dan de cellen.
Enzovoort, dit is logisch onhoudbaar. En toch: ‘hoewel zonder logische
existentie moest iets dergelijks in laatste instantie toch op de een of andere
manier werkelijkheid zijn’: <366> waar heeft de overgang plaatsgevonden
tussen ‘louter chemie’ en ‘levensordening’? Zo kom je op het atomaire niveau:
daar waar de overgang van het immateriële naar het materiële te situeren valt –
en dat immens kleine is dan weer een schaal die merkwaardig dicht aanleunt
tegen ‘de astronomische kosmos’. <367> Zo wordt de mens kosmos voor het
kleinste, en tegelijk kleinste voor de kosmos… <368> Na deze
duizelingwekkende bespiegeling verdiept Hans Castorp zich in de ‘pathologische
anatomie’ van ‘parasitaire celvereniging’ en ‘infectueuze gezwellen’. (Hoe
subtiel Mann hier het woord ‘gerstekorrel’, dat hij eerder heeft gebruikt voor
de parasitaire aangroeisels in de ogen van de kwalijke mevrouw Stöhr, aanwendt
om te beschrijven hoe groot de levensbedreigende parasitaire aangroeisels in
het menselijk lichaam zijn. <369> Ook het woord ‘hartstocht’, voor de
drift waarmee die parasitaire aangroeisels zich verspreiden, is bijzonder
strategisch gekozen want het verenigt eros en thanatos: geen uitbreiding van
het leven zonder dood.) ‘(Z)iekte was de ontuchtige vorm van het leven.’ Zoals
het leven zelf misschien ‘een infectueuze ziekte van de materie’ is. En zo zou
je kunnen komen tot een nieuwe, aan de inzichten van de wetenschap aangepaste,
versie van de zondeval. <370> Hans Castorp is in slaap gevallen en droomt
dat Clawdia Chauchat hem kust.370>369>368>367>366>365>364>363>362>361>360>359>358>357>356>355>354>352>351>350>349>348>347>246>