10 januari 2013
Wat moet je niet allemaal met Gemeentelijke Administratieve
Sancties (GAS) bestraffen? Kleine misdrijven of, beter, misdragingen zoals daar zijn deze die ik op mijn eenvoudige
ambtenarengang naar het station waarneem en – met kleinburgerlijke ergernis – mentaal
noteer: een ostentatief (provocatief) met papierproppen, lege chipszakken en
blikjes bevuilde grond naast een parkbank-mét-vuilnisbak; de geur van marihuana
tegenover het Vrij Technisch Instituut – ja het wachten op de schoolbel duurt
wat lang; slungels met basketpetten die je op het smalle voetpad in de
voetgangers- en fietserstunnel tegemoet stappen en door geen duimbreed te
wijken nauwelijks ruimte laten om je te laten passeren.
Ik bots tegen jonge ellebogen aan en ben desalniettemin geen
voorstander van GAS-boetes. Ik zie meer in GPM of in GOA: Gemeentelijke
Pedagogische Maatregelen, of Gemeentelijke Opvoedkundige Assistentie. Je kunt
namelijk niet niets doen. En je kunt zeker
niet doen alsof er niets aan de hand is. Ik ben namelijk geen voorstander van al
te grote permissiviteit. Toch zeker niet als dat niet meer is dan een duur
woord voor gezagsloosheid. Gebroken gezinnen, afwezige vaders, een
vervrouwelijkt onderwijs – je zou van minder een gebrek aan normbesef krijgen. Het
is een antropologisch gegeven: elke samenleving heeft autoriteit nodig om op te
voeden. En autoriteit zonder sancties (en beloningen), dat gaat niet. Die
kerels die hun rotzooi náást de vuilnisbak werpen, sméken om autoriteit. Niet
om sancties maar om autoriteit. Dat mag je hun niet ontzeggen. 50 euro GAS-boete
uitschrijven, dat is geen autoriteit. Begeleiding, confronteren met de
gevolgen, elementaire regels bijbrengen en hen doen inzien waarvoor die regels
dienen: daar gaat het om.
Het schijnt dat voetballer Jonathan Legear, die een maand of
twee geleden in dronken toestand met zijn Porsche een benzinestation binnenreed
en daar ei zo na de uitbater verpletterde, nu erg onder de indruk is van wat
hij meemaakt in het revalidatiecentrum voor zwaargewonden waar hij
vrijwilligerswerk doet om tot inkeer te komen.
Vrijheid is niet het tegengestelde van dwang. Dat is een
dramatische opvatting. Zelfexpressie kan er maar zijn als er inhoud is. Leven
in een samenleving doe je nooit alleen. En gezagsloos opvoeden is ten enenmale
onmogelijk. Thomas Mann spreekt in De
Toverberg op een gegeven ogenblik (op bladzijde 708, ja jongens, dat is wel
een heel erg dik boek) van ‘pedagogische gedecideerdheid’. Wat betekent dat?
Dat betekent, onder meer, het vermogen tot afdwingen of zelfs dwingen. Dat
vermogen heeft een naam: autoriteit. Maar ‘pedagogische gedecideerdheid’
betekent ook: dat de pedagoog zelf een mening heeft, hoewel hij nooit honderd procent zeker is. En dat
is de fout die heden ten dage veel te gemakkelijk wordt gemaakt: iedereen stelt
het hebben van een mening uit en ontloopt zijn verantwoordelijkheid omdat hij
niet meer stellig durft te zijn. Angst om toch geen gelijk te hebben regeert,
en angst, dat is geweten, is de slechtste raadgever – hetgeen geen
verwaarloosbaar gegeven is als het gaat om de relatie tussen opvoeder (raadgever)
en kinderen of adolescenten.