3 januari 2013
Chaque photographie
doit toucher l’essentiel du sujet. Hoe moet je dat dictaat van Henri Cartier-Bresson
begrijpen? Om te beginnen: hoe moet je het vertalen? Ik waag enkele pogingen.
Elke foto moet raken aan het essentiële, aan de essentie van
haar onderwerp. Tonen. Benaderen. En in de plaats van ‘haar onderwerp’ zou er
ook kunnen staan: van wat zij toont, van het gefotografeerde. Dan wordt het
bijvoorbeeld: Elke foto moet de essentie tonen van wat zij toont.
Dat lijkt verdacht veel op een tautologie. Maar los daarvan:
wat is ‘het essentiële’? Misschien is het zo dat een foto pas echt een goede
foto is (in de zin die Cartier-Bresson daaraan geeft) als zij de indruk geeft
dat het getoonde een essentie hééft. (Nog los van wat die essentie zou kunnen
zijn, laat staan dat deze getóónd zou kunnen worden.) Fotografie zou, aldus
begrepen, een manier zijn om de dingen op te waarderen, ze méér te laten zijn
dan wat ze aanvankelijk waren (of leken te zijn, zónder de blik van de
fotograaf en de fotografische ingreep). Zo bekeken, is fotografie een bewerking
die ingrijpt op de werkelijkheid, die dus de werkelijkheid verandert en belaadt
met een zin die zij (de werkelijkheid) uit zichzelf niet had.
Het filosofisch begrippenpaar objectief-subjectief is hier
aan de orde. Als elke foto aan het essentiële moet raken, lijkt dat essentiële
er al te moeten zijn en kan de fotograaf enkel objectief waarnemen en
registreren. Maar evengoed zou je kunnen stellen dat dat essentiële slechts in
zijn hoofd kan ontstaan – bijvoorbeeld in de keuze van het onderwerp (keuze die
deels uit een kadrering bestaat). In dat geval is het essentiële een subjectieve
toevoeging en komt het waargenomene in dienst te staan van iets wat vooraf in
het hoofd van de fotograaf omging.
Ansel Adams zei dat hij in de landschappen die hij
fotografeerde expressies zag van zijn gemoedsgesteldheid. Het essentiële van
die landschappen zou, in dat geval, de gemoedsgesteldheid zijn van Anselm
Adams, op dat moment.
Ik vind dat een zeer gewaagde, en bovendien hoogmoedige,
gedachte. Maar het is er wel een die overeenstemt met het overheersende gevoel
nadat ik het Maritime Museum te Greenwich de tentoonstelling ‘Photography from
the Mountains to the Sea’, met landschapsfoto’s van Ansel Adams, had bezocht:
dit zijn foto’s van landschappen – en de essentie van die landschappen is niet,
of toch niet in de eerste plaats, gelegen in wat er in het hoofd van de
fotograaf omging toen hij afdrukte. Deze foto’s zijn objectiever dan dat ze
subjectief zijn. Daar is niets mis mee, maar het anders voorstellen is een vorm
van mystificatie.