31 december 2012
T. wist een goede fish & chips in Marylebone Lane. We zouden er een tafel reserveren voor vanavond, maar de zaak was gesloten. Jaarlijkse vakantie tot 3 januari 2013. Dan maar via Baker Street en Marble Arch tot in Hyde Park, waar we, schuilend voor de regen, een sandwich aten. Door de winterkermis (waar ik een muts kocht) naar Harrods.
Het bleek niet zo’n goed idee om binnen te gaan in deze
tempel van consumentisme. Zodra we de potige zwarte en piekfijn geüniformeerde
portier hadden getrotseerd, belandden we in een mensenstroom waarin we alleen
maar met een ons opgedrongen traag tempo langs de uitgestalde luxehandtassen,
vervolgens luxeconfisserie en daarna de luxevis- en dan weer luxevleesproducten
konden schuiven. We passeerden een pralinestand waar elk snoepje minstens één
pond kostte, we passeerden een kaviaarbar, we passeerden de afdeling koekjes waar alles minstens vijf
of zes keer zo duur was als wat ik bereid zou zijn om, gewoon aan Colruytprijzen,
ervoor te betalen. Gesteld dat ik het al zou nodig hebben. Het was bovendien
hels warm in deze kapitalistische hemel, ik kon er niet snel genoeg buiten
zijn. T. kocht een potje ‘christmas pudding’ voor de zieke vriend die ze ’s
namiddag wilde bezoeken. Ze betaalde dankzij de 75 procent korting die er werd
gegeven ‘slechts’ £ 4,95: nog altijd een behoorlijke aflaat.
We dronken een koffie in de bar van het Millennium Hotel. Op
de tv achter mij was het feestgedruis al losgebarsten: tegenvoetse
oudejaarsavondfun. Het vriendelijke barmeisje was de eerste persoon die ik een
gelukkig 2013 toewenste.
Twee tijdelijke tentoonstellingen in Tate Modern: William
Klein, gekoppeld aan de Japanse fotograaf Daido Moriyama; ‘The Bigger Splash’,
over action painting en aanverwante fenomenen. Het drafje waarop we die tweede
tentoonstelling, gezien het gevorderde uur, moesten bezoeken, leek mij nog het
meest gepast: ik heb nooit veel geloof gehecht aan de waarde van het vlugge werk
van Pollock en diens volgelingen, die er maar op los dripten of gooiden, of die
tekenden met in verf ondergedompelde, goed in het vlees zittende en bijzonder
fotogenieke freules.
William Klein was een van de uitvinders – of ijkers – van de
straatfotografie. De sfeer en dynamiek van de stad (New York, Rome, Tokio) legde
hij vast met impressionistische, soms zeer vage en vaak sluiks en snel genomen
(geschoten) zwart-witbeelden. Toeval en geluk liet hij hun werk doen. Wellicht
had hij daarbij al van meet af aan het idee van een boek voor ogen. Sommige van
zijn foto’s hebben op zich onmiskenbare kwaliteit en een aantal verwierven een
iconische status, maar de tentoonstelling maakte toch duidelijk dat het geheel
primeerde. Zoals Klein fotografeerde, hebben het er ondertussen al vele
honderden gedaan – maar hij was wel een van de eersten. Moriyama drijft de
werkwijze van Klein tot het uiterste door. Waar Klein nog het bijzondere en
anekdotische opzoekt, documenteert de Japanner ook het banale en zelfs het
ontluisterende en gore van het dagelijkse leven. Zijn beelden worden alsmaar
onscherper en vager – tot er uiteindelijk slechts modulaties van grijs en zwart
overblijven.
Tate Modern sloot om zes uur. Nog zes uur vol te maken tot
middernacht en het vuurwerk op de Thames. Dat was te lang, zeker ook gezien de
belabberde gezondheidstoestand van T. We besloten nog een wandeling te maken
langs de rivier en vervolgens door Whitechapel, langs het Parliament en The
Mall tot op Trafalgar Square. Dat hele stuk Londen was afgezet voor het
autoverkeer. Er werden voor het vuurwerk kennelijk vele tien- en wellicht zelfs
honderdduizenden belangstellenden verwacht.
Na een tijdje vergeefs op bus 24 te hebben gewacht, namen we
de metro naar het noorden. We vonden in Hampstead Heath nog een vrije tafel bij
de Griek en klonken op het appartement om elf uur (middernacht Belgische tijd)
op het nieuwe jaar – en om twaalf uur nog eens.