Grillen van Mercurius
September gaat over in oktober, zonder dat de tijd zelf deze
cesuur markeert. <293> Een nazomer stelt het intreden van de winter nog
even uit. <294> Er is zonnewarmte maar onderhuids toch ook een kilte –
wat merkwaardig overeenstemt met de fysieke toestand van Hans Castorp, die
overigens niet zo bezig is met het exact markeren van de voorbijglijdende tijd.
Hij verkeert als het ware in een nevel en voelt ook niet de behoefte ‘zich van
deze roes te ontdoen’. <295> Deze ‘roes om de roes’ wordt nog gevoed door
Clawdia Chauchats onbereikbare verschijningen in de eetzaal. Hans beseft dat
Settembrini deze houding ‘een vorm van verdorvenheid’ zou noemen. Dit brengt hem
op het idee dat de ziekte van Clawdia Chauchat wel ‘van morele aard’ moet zijn
– <296> en hij herinnert zich hoe hij haar aanvankelijk verwenste omdat
ze zo met de deuren smeet. Hans Castorp vindt dat Settembrini te ongenuanceerd
alle Russen over één kam haalt. <297> Voor hem behoort Clawdia Chauchat
tot de ‘goede Russen’, ja zij is in die mate goed dat hij haar begint te
imiteren. ‘Kort gezegd was onze reiziger nu dus tot over zijn oren op Clawdia
Chauchat verliefd’. <298> Deze verliefdheid – die ook gepaard gaat met
hitterillingen – kent twee componenten: het lichaam van Clawdia Chauchat en de
ijle droom van een jonge man. De verliefdheid veroorzaakt vreugden én smarten.
<299> De vreugden doen zich onverwacht voor, bijvoorbeeld als Hans Castorp
Clawdia Chauchat kan laten voorgaan bij de deur van de eetzaal <300> of
wanneer hij voor haar het gordijn kan dichttrekken wanneer de zon haar in de
ogen schijnt: ‘alledaagse dingen worden apart, wanneer ze een aparte
voedingsbodem hebben’. <301> Hans Castorp probeert zich na het eten op
het terras ‘door middel van’ Joachim en <302> Hermine Kleefeld op te
dringen aan het gezelschap van Clawdia
Chauchat. Hij oogst slechts een blik van verachting. <303> Deze afwijzing
heeft tot overmaat van ramp dalende temperaturen tot gevolg: Hans Castorp is
minder ziek en maakt daardoor nog minder deel uit van Clawdia Chauchats
kringen. <304> Hans en Joachim halen Clawdia Chauchat in op de wandeling.
<305> Dit keer reageert ze vriendelijker en dat is als ‘de verlossing’.
<306> Het enige tastbare resultaat echter van deze kortstondige
ontmoeting is een hervatting van de verhoging.306>305>304>303>302>301>300>299>298>297>296>295>294>293>
Encyclopedie
Een verliefde verraadt in alles zijn verliefdheid en heeft
het moeilijk zijn waardigheid te bewaren. <307> Hans’ amourette met
Clawdia Chauchat is slechts een van de vele relatietjes die zich in het
sanatorium in de ogen van elk goede waarnemer – en dat is iedereen hier –
ontwikkelen. Je kunt met verliefdheden lachen, <308> maar ze zijn toch
wel bloedernstig. De gekweldheid die ermee gepaard gaat, kan niet verborgen blijven.
<309> En Hans Castorp doet dan ook geen moeite in die zin, toch niet meer
moeite dan hij uit overwegingen van fatsoen aan Joachim verplicht is.
<310> De postbedeling op zondag brengt een mogelijkheid van contact.
<311> Het is zelfs zo dat Hans Castorp dat moment afwacht maar wachten is
‘tijd en heden niet als geschenk, maar als hindernis ervaren’. <312> Hans
Castorp vindt madame Chauchat mooier dan ze is: ‘in geval van verliefdheid komt
het esthetisch verstandelijk oordeel evenmin tot zijn recht als het morele’. Op
Settembrini’s vraag naar zijn toestand antwoordt Hans Castorp gevat: ‘het went
wel, dat het niet went’. <313> Settembrini waarschuwt, alluderend op
Clawdia Chauchats aanwezigheid, voor de gevaren uit het Oosten en bekijkt Hans
Castorps röntgenfoto. <314> Hans licht zijn leermeester in over het feit
dat hij langer zal blijven. <315> Settembrini waarschuwt nog eens voor de
gevaren uit het Oosten. Ze springen daar veel te kwistig om met de tijd. Geen
wonder: ‘Waar veel ruimte is, daar is ook veel tijd’. (Daarom ook wellicht dat
Clawdia Chauchat altijd te laat in de eetzaal aankomt.) Hans Castorp moet de
westerse beschaving bewaren! In het Westen moeten tijd en ruimte productief
worden aangewend, dat wil zeggen: ‘in dienst van de vooruitgang’. Tijd en
ruimte zijn er een kostbaar goed. <316> Deze privéles komt bij Hans
Castorp over als een vermaning. Settembrini vraagt zijn pupil niet al te
lijdzaam om te gaan met het lijden. <317> Hij toont Hans Castorp de
papieren die hij net met de post heeft ontvangen. Hij werkt mee aan een Sociologie der Kwalen voor de
‘Internationale Bond ter Organisatie van de Vooruitgang’, <318> een
vennootschap dat het geluk van de mensheid wil bevorderen, <319> en dit
onder het motto ‘ordening en schifting zijn het begin van alle beheersing’. De
onderneming behelst niets minder dan een sciëntistische benadering van het
menselijke lijden. Settembrini moet voor alle facetten daarvan in de bellettrie
voorbeelden zoeken. <320> Een extra moeilijkheid is natuurlijk, laat Mann
niet zonder op zichzelf gerichte ironie Settembrini opmerken, dat ‘de
bellettrie bijna als regel het lijden tot onderwerp gekozen heeft’. Zo werk ik,
zegt Settembrini, aan de vooruitgang. Maar dat kan Hans Castorp, als ingenieur,
enkel in het laagland doen – en daarom mag hij zich niet nestelen op de
Berghof. <321> Settembrini maant Hans aan naar huis terug te keren
<322> en hij insinueert dat als Hans dat vooralsnog niet doet, dat dat
dan is omwille van de ‘kwaadaardige hunkering’ van het lichaam. <323> Settembrini
is het lichaam niet vijandig gezind, maar zijn principe is toch in eerste
instantie ‘de geest’. De adeldom van de mens zetelt ‘in de geest, in de rede’.
<324> Ja, op een dag zal het humanisme de gebondenheid aan het lichaam
‘als een smaad’ ervaren en daarin Plotinus beamen, die ‘zich schaamde een
lichaam te hebben’. Of Voltaire, die protesteerde tegen de aardbeving van
Lissabon. <325> De ware humanist verzet zich tegen het overwicht van het
lichaam of de natuur, en dus ook tegen de psychoanalyse, die de menselijke
onvrijheid ten aanzien van duistere processen bevestigt.325>324>323>322>321>320>319>318>317>316>315>314>313>312>311>310>309>308>307>