maandag 3 oktober 2011

Karamazov 30

XII.1.
De volgende dag is de dag van het proces tegen Dmitri Karamazov. De verteller verontschuldigt zich: hij zal niet alles kunnen vertellen, hij zou ‘een heel boek nodig (…) hebben en zelfs wel meer’. Misschien zal hij bijzaken voor essentiële zaken houden en essentiële details over het hoofd zien… Maar we kunnen uit zijn woorden wel opmaken dat hij zelf bij het proces aanwezig was. Het proces geniet heel wat belangstelling, vooral bij de vrouwen, die in Dmitri een held zien. Ze zien, ’brandend van nieuwsgierigheid’, uit naar de twee vrouwelijke protagonisten: Katerina en Groesjenka. De mannen zijn tegen Dmitri – ook al omdat hij de hoofden van hun vrouwen op hol laat slaan. Er is ook een rivaliteit tussen de officier van justitie Ippolit Kirillovitsj, die er ook al ziek uitziet, en de roemruchte advocaat Fetjoekovitsj. De president van de rechtbank, die ‘het gezicht van een aambeilijder’ heeft, beschouwt de zaak met neutrale blik, als een niet-persoonsgebonden Russische case. Bij het opsommen van alle bewijsstukken die in de rechtszaal op een tafel uitgestald liggen, zegt Dostojevski dat hij ze niet allemaal kan noemen omdat hij ze zich niet meer allemaal herinnert. En hij weet ook niet meer van welke orde het lint is dat de president van de rechtbank draagt. Samen met een aantal vrouwen in het publiek stelt ook de verteller zich de vraag of het wel opportuun is het oordeel over een dergelijke ingewikkelde zaak over te laten aan een jury van nauwelijks geletterde, in elk geval onbelezen mini habentes. Dmitri verschijnt fatterig gekleed. Wanneer wordt omgeroepen dat Smerdjakov niet als getuige kan verschijnen omdat hij dood is, roept Dmitri dat Smerdjakov het verdiende als een hond te sterven. Dat maakt alvast geen goede indruk.

XII.2.
Dostojevski herhaalt nog maar eens dat hij niet de hele rechtsgang in extenso zal weergeven. Wel heeft hij notities genomen van de pleidooien van de officier van justitie en van de verdediging – hij zal zich vooral daarop baseren. En dan verhoogt hij de spanning door te zeggen dat hij ook melding zal maken van de ‘onverwachte episode in het proces’, ‘die zonder twijfel van invloed was op de grimmige en noodlottige afloop’. Er heerst grote eensgezindheid: niemand twijfelt aan de schuld van Dmitri. Toch zijn er die hopen dat hij zal worden vrijgesproken, ‘uit humaniteit, door de nieuwe ideeën, de nieuwe gevoelens die tegenwoordig in zwang zijn’… Bij de ondervraging van de getuigen à charge, om te beginnen Grigori, haalt de advocaat van de verdediging Fetjoekovitsj alle truken boven om hen in diskrediet te brengen. Volgens getuige Rakitin is het gebeurde ‘het product van de overleefde zeden van het lijfeigenschap en van het in achterlijkheid weggezonken Rusland’. Rakitin oogst hiermee succes bij aanklager en publiek, maar maakt een foutje door Groesjenka neerbuigend voor te stellen. Dostojevski vermeldt hier voor het eerst Groesjenka’s volledige naam: Agrafena Aleksandrovna Svetlova. Die ‘Svetlova’ zegt hij pas hier, op het proces, voor het eerst te hebben gehoord. Fetjoekovitsj maakt hem af en ondermijnt zijn hele geloofwaardigheid. Ook stafkapitein Snegirjov en herbergier in Mokroje Trifon Borisovitsj gaan af als een gieter.

XII.3.
De dokters spreken elkaar tegen. Dat de dure arts uit Moskou dokter Herzenstube uitlacht, hebben we geloof ik al gehad. Zou het kunnen dat Dostojevski zich hier schuldig maakt aan een overtollige herhaling? Herzenstube baseert zijn diagnose van ontoerekeningsvatbaarheid op Dmitri’s gang. Hij vindt dat Dmitri bij het betreden van de rechtszaal naar de dames had moeten kijken. De Moskouse arts heeft het over ‘affect’ en ‘manie’. Dmitri had naar zijn advocaat moeten kijken. De derde arts, Varvinski, vindt Dmitri normaal, getuige daarvan het feit dat hij recht voor zich keek, naar de president van de rechtbank van wie zijn lot afhangt. Herzenstube herinnert zich dat hij de kleine Dmitri een pond noten gaf.