Ducpétiaux hasstte zich meteen naar de stoffenwinkel van François Abts op de hoek van de Grasmarkt en de Heuvelstraat, vlak bij de Grote Markt; hij bestelde er stroken zwarte, gele en rode merinoswol en vroeg de vrouw van de stoffenhandelaar, Marie Lucie Abts, geboren Ermens, ze goed aan elkaar vast te naaien.
[…]
Die eerste Belgische vaandels hebben de bijkomende charme dat ze heraldiek verbinden met humor – een nogal zeldzame combinatie. Zwart, geel, rood, parallel aan de vlaggenstok, zo kennen wij het nationale symbool. Mevrouw Abts’ vlaggen bestonden echter uit horizontale kleurstroken, met rood bovenaan, zwart onderaan. Waarschijnlijk een zo goed als toevallige keuze. De in 1831 ingevoerde Belgische grondwet bepaalde in artikel 125 wel de kleuren van de nationale vlag, maar niet hun richting of volgorde – een slordigheidje. Het gevolg van deze onduidelijkheid was dat er tot in 1838 verschillende types Belgische vlaggen min of meer officieel in omloop waren: horizontaal in de volgorde rood-geel-zwart en zwart-geel-rood, en de huidige verticale vorm, die eerst gebruikt werd voor de marine.
Leen Huet, Mijn België, 314-315