zaterdag 29 oktober 2011

mijn woordenboek 337

ANTWOORD
Je kunt de waarde van een relatie tussen twee mensen goed inschatten aan de hand van de vragen die worden gesteld en de antwoorden die worden gegeven. Uitgebluste koppels en oppervlakkige kennissen vragen hoe het is, hoe het met de gezondheid is, op het werk, met de kinderen. Vaak stellen zij de volgende keer dat zij elkaar ontmoeten dezelfde vragen: zij zijn de antwoorden vergeten. Of ze hebben ze nooit in zich opgeslagen omdat ze niet eens ernaar geluisterd hebben. Die antwoorden, trouwens, hadden toch al niet veel om het lijf want zij werden obligaat gegeven. Met deze gesprekjes besnuffelen en vlooien wij elkaar meer uit – zoals ook de beesten doen – dan dat wij elkaar werkelijk existentieel benaderen, laat staan dat wij ook maar iets van de kloof zouden dichten die mensen altijd apart houdt en fundamenteel eenzaam maakt.

Je kunt voor de ander een grotere belangstelling en dus respect aan de dag leggen. Bijvoorbeeld door hem, of haar, een goede, gemeende, juiste vraag te stellen – waarop desgevallend een omstandig, nooit pasklaar, antwoord kan volgen dat vermag mensen nader tot elkaar te brengen.

Dan wordt duidelijk dat nieuwsgierigheid verder voert dan verworven kennis. Dat vragen soms interessanter kunnen zijn dan antwoorden. Dat antwoorden die nieuwe vragen oproepen de essentie van het menszijn en het samenzijn van mensen raken.

Een antwoord hoeft overigens niet altijd verbaal te zijn. ‘Geen woorden maar daden.’ Je kunt antwoorden met handelingen, met gedragingen, met een houding. Net zomin hoeft de vraag een uitgesproken vraag te zijn. De vraag kan een situatie zijn, iets nieuws of onvoorziens, een probleem. De vraag is bij uitbreiding – en à la limite – het leven zelf. Of nauwkeuriger: het feit van in leven te zijn. Dan is je leven het antwoord. De manier waarop je leeft, wat je met je leven doet.