Het toeval wil – al zal het geen toeval zijn
natuurlijk – dat ik dezer dagen, tijdens het schrijven en herschrijven van deze
bladzijden, na vele jaren nog eens Franz Cornet heb gezien.
Dat was aanvankelijk zeker niet de bedoeling. Maar we
waren nu eenmaal in die hoek van het land gelogeerd. En aangezien het te
druilerig was om te fietsen, namen we de auto en kijk, op geen tijd stonden we,
veertig kilometer ten zuiden van ons vakantiehuisje waar we de eerste, grijze,
dagen van november doorbrachten, in Seloignes. Daar woonde, herinnerde ik mij,
Franz.
Franz is de zoon van de broer van mijn grootvader. Hij
en mijn vader waren neven. Waren, want mijn vader is er al een hele tijd niet
meer. Ik ben voor Franz een achterneefje, of zoiets. Ik had Franz in mijn hele
leven maar een keer of drie gezien. Onder meer op de – sindsdien nooit meer
herhaalde – familiebijeenkomst in 2001, vijftien jaar geleden. Daar was
gebleken, zo herinnerde ik mij nu, dat hij het een en ander van onze voorouders
weet. ‘Zou het geen goed idee zijn,’ vroeg Sarah, ‘om hem eens op te zoeken?
Waarom zou je het niet doen, je bent hier nu.’ Ja, Sarah overtuigde mij. Zo was
ze wel.
Ik wist niet waar Franz woonde. Ik wist niet eens of
hij nog leefde.
Hoe pak je zoiets aan? Een smartphone, met online
toegang tot allerlei databases, had ik toen niet. Dus gingen we eerst op het
kerkhof rondneuzen, op zoek naar de familienamen van mijn twee grootouders, die
hier – zoals ik wel nog wist – ooit hadden gewoond vooraleer ze kort voor de
Tweede Wereldoorlog naar Limburg waren uitgeweken. En kijk, daar ligt al een
Salmon, de letters in arduin uitgekapt, jaartallen die beginnen met 18 en 19.
Dat was mogelijk familie van vaders moeder. Ik stap nog wat verder, tussen het
grijs van de zerken en het felle geel, wijnrood en wit van de nog niet verwelkte
chrysanten. Tot Sarah me roept van onder haar oranje paraplu – want het regent
natuurlijk, dat móet bij een kerkhofbezoek. Ze staat bij een keurig opgepoetste
en met bloemen overladen grafzerk. Daarop spellen messing letters de naam
‘Franz Cornet’. Maar hij ligt er nog niet want achter de naam zijn de laatste
twee cijfers achter de 20 nog niet ingevuld. Geen twijfel mogelijk, hier zal,
deze eeuw nog, de man die we zoeken worden begraven: naast zijn vrouw, die hier
al dertien jaar ligt.
Seloignes, kerkhof - 161104 |
We besluiten in het enige café dat het dorp nog rijk
is eens te kijken of ze daar weten waar Franz woont. Le Zénith heeft betere tijden gekend. Enkele niet zo fris uitziende
dorpelingen zitten er, ook al is het nog vroeg in de namiddag, uitgezakt aan de
toog. Ik bestel een pils en mag kiezen hoe ik hem geserveerd wil: in een glas
of gewoon uit het flesje – wat ze bij ons een werkmanspintje noemen.
De man aan wie ik mijn vraag stel, bestelt net een
nieuwe Chimay. Neen, hij kent Franz Cornet niet. Maar de zwaar in de nek getatoeëerde
jongeman links van hem, onder het televisietoestel waarop gelukkige gezinnen in
een zomerse tuin een caloriearme boter aanprijzen (het kan ook een
kleurbestendig wasproduct zijn geweest), weet wél meer. Franz, lapnaam Cornet de boeuf, was de directeur
geweest van zijn lagere school. En mijn tantinne,
zegt de getatoeëerde, heeft het huis van Franz gekocht! Als dat geen toeval is.
Maar dan woont Franz daar niet meer? Neen, hij is verhuisd naar het naburige
Momignies.
Het jonge koppel dat tot nu toe naar de
televisiereclame had zitten kijken, mengt zich nu ook in het gesprek. Zij menen
te weten op welk adres Franz woont. Een smartphone wordt bovengehaald, maar er
is geen bereik in deze uithoek van La
Botte du Hainaut. De getatoeëerde herinnert het zich nu. Op de achterkant
van een placemate waarop de
plaatselijke middenstand ruimte heeft afgehuurd voor knullig ontworpen
advertenties, tekent hij een plattegrond. We moeten hier de straat uitrijden,
daar rechtsaf tot aan de apotheker op de hoek, dan een heel eind die weg
volgen, om dan ná de scherpe bocht de tweede straat links in te slaan: daar, op
het nummer 31, woont Franz in een pasgebouwd huis.
Lees hier LVO vanaf het begin