dinsdag 17 september 2019

LVO 6


Van het laatste grote treffen op mijn geboortegrond, de Tweede Wereldoorlog, heb ik ternauwernood wat uitdijende naschokjes kunnen registreren. Wat zich tijdens mijn levensjaren op het wereldtoneel heeft afgespeeld, werd lange tijd kundig op afstand gehouden precies door datgene wat voorwendde het dichterbij te brengen. Beelden en gefilterde, op smaak gebrachte berichtgeving abstraheerden het wereldgebeuren, maakten het verteerbaar. Als kind zag ik hooguit op tv enkele zwarte Biafraantjes met bolle hongerbuikjes en vliegen in de ogen, ik zag op een foto dat naakte meisje wegrennen van een napalmbombardement (dat beeld staat op ons netvlies gebrand zoals de brandwonden op haar tengere lijfje, maar het doet ons geen pijn), ik hoorde van verschrikkelijke overstromingen in Bangladesh... Dat alles werd in behapstukbare dosissen opgediend opdat we vooral niet zouden worden gestoord bij wat wij verondersteld werden te doen: consumeren. De revolutie van eind de jaren zestig was meer een gedemocratiseerde pastiche op de dadaïstische normloosheid, door Marcel Duchamp een paar decennia eerder avantgardistisch geïntroduceerd in de kunsten, dan een opstoot van ware, emanciperende vrijheidsdrang. Vrijheid, overigens, om wat te doen? De wetten van de economie wonnen gemakkelijk het pleit omdat zij nauwer dan de peace and love-kreten van langharige nozems aansloten bij de fundamentele behoefte aan comfort en veiligheid. De brave huisvaders en -moeders die de oorlogshonger nog niet vergeten waren, hadden het te druk met het vullen van hun schappen in de kelder en vervolgens de planken in hun pronkkasten, en van de leemte die hun Kerk had achtergelaten om zich met dergelijke olijkheid in te laten. De babyboomers namen het initiatief van hen over en kwamen, misschien voor het eerst in de geschiedenis, niets-maar-dan-ook-niets te kort. Maar het zou niet blijven duren. Iedereen leefde boven zijn stand. De laat-twintigste- en vroeg-eenentwintigste-eeuwse rampen kalfden stilaan ons zelfgenoegzame zelfvertrouwen af, zoals nu het opwarmende zeewater volop aan de arctische ijsmuren knaagt. Ze voltrokken zich in exotische oorden: de chemische catastrofe van Bopal, de kernrampen van Tsjernobyl en Fukushima, de tsunami in Indonesië, het stervende Great Barrier-rif, het verziltende Bajkalmeer, de plastic soup in alle zeeën en op alle landen scheikunde in de grond, vergif tot in de voedselketen en de mezenjongen die sterven nog voor ze hun nest verlaten, de omgehakte oerbossen, de massaslachting onder de soorten, een eenzame ijsbeer op een scheve schots. Het wordt stilaan al te duidelijk: de evenwichten zijn verstoord. Niet alleen in de natuur maar ook in de wereldpolitiek. We zijn met te veel, en er is niet genoeg voor iedereen – zeker niet omdat er te veel ongelijkheid is. Stilaan grijpen paljassen de macht – hun taak is te doen alsof. Te doen alsof zij en niet de economische grootmachten de touwtjes in handen houden. Angst en onzekerheid regeren. Neen, oorlog heb ik niet gekend. Nog niet. Maar toch is de wereld geen goede plek meer.

Houdt het steek om uitgerekend dan te schrijven over een zorgeloos leven dat zich heeft afgespeeld in een context die stabiel was, of toch minstens stabiel leek?

Het 'napalmmeisje' 45 jaar later. Foto: NU.nl


(wordt vervolgd) 
Lees hier LVO vanaf het begin