LVO 16
Mijn grootouders waren – uiteraard, gezien hun afkomst – Franstalig en zouden dat – wat al minder evident is omdat ze het grootste deel van hun leven als economische migranten in de overwegend Nederlandstalige Belgische provincie Limburg doorbrachten – heel hun leven blijven.
Mijn grootouders waren – uiteraard, gezien hun afkomst – Franstalig en zouden dat – wat al minder evident is omdat ze het grootste deel van hun leven als economische migranten in de overwegend Nederlandstalige Belgische provincie Limburg doorbrachten – heel hun leven blijven.
In de jaren twintig ontstond, nadat er in de ondergrond
steenkool was aangetroffen, in het Limburgse Maasland een grote nood aan
arbeidskrachten. Het feit dat zijn echtgenote in Seloignes onderwijzeres was,
kon mijn werkloze grootvader blijkbaar niet tegenhouden. Bovendien zou zij,
zodra hij samen met haar kinderen zou krijgen, toch haar werk moeten opgeven –
zo ging dat in een tijd waarin het huismoederschap nog een voltijdse
onbezoldigde betrekking was. Dus stond niets een vertrek uit het diepe
Henegouwen van het nog jonge koppel naar het toen nog zeer verre Limburg in de
weg.
Franz vertelt omstandig over de carrière van mijn
grootvader. Ik maak aantekeningen.
Jules ging in Eisden eerst in de Ateliers Sainte Barbe
werken, een toeleveringsbedrijf van de Société Anonyme des Charbonnages
Limbourg-Meuse, en daarna in een overslagbedrijf, waar het zwarte goud, de
steenkool die diep onder de Limburgse bodem werd ontgonnen, in de aken werd
geladen die over het Albertkanaal naar Antwerpen voeren, waar hij werd
uitgevoerd, of naar Luik, waar hij als brandstof voor de toen nog florissante
staalnijverheid werd gebruikt. Mijn grootvader was bootsmeter. De bestaansreden voor deze functie was de neiging tot
fraude bij de schippers: zij hadden er alle belang bij om de hoeveelheid
grondstof die zij verscheepten te laten overschatten. In een moeilijk te
controleren trafiek als steenkool bestond daartoe zeker de gelegenheid, die,
zoals algemeen geweten is, de dief maakt. De bootsmeter moest in het uitoefenen
van zijn functie schipperen. De schippers waren welbespraakt, vaak in een taal
die niet de taal van mijn grootvader was, en nogal ruw in de zeden. Ik kan mij
voorstellen dat het voor mijn grootvader niet altijd een dankbare job moet zijn
geweest.
Lees hier
LVO vanaf het begin