Er komt geen eind aan. Ça n’en finit pas.
Altijd maar weer die oorlog. De Tweede of de Eerste Wereldoorlog, dat doet er
niet eens toe. Mortier11, Deboose12, Hertmans13,
Olyslaegers14, Verhaeghen15 en al die anderen: alsof er
na '45 niets meer is gebeurd dat de moeite van het vertellen waard is. Alsof
die twee generaties sindsdien niets noemenswaardigs hebben meegemaakt behalve
consumptie, hersenverweking, vergetelheid. Alsof ze zich niets anders hebben
eigengemaakt dan een hyperontwikkeld talent om te herkauwen. Alle verhalen zijn
verteld, en de zogenaamde Grote Verhalen – dubbel kapitaal! – werden vakkundig
de nek omgewrongen. Niemand durft nog een waarheid aan die de eigen verificatie
overstijgt. Men hoedt zich voor mythologieën (tenzij in postmoderne spielereien
– neen, geen spiegeleieren), struikelt liever niet over het mogelijk
exemplarische van het eigen onbenul. Alles verzuipt in ironie. We leven in het
tijdperk van de post-truth.
En dus: de oorlog.
Ik weet het, in het licht van de grote wereldrampen en
genocides, en de repressies en epuraties die zich te onzent, en daarmee bedoel
ik het kleine, verdrietige11, met haken en ogen aan elkaar hangende
en stilaan, onafwendbaar, uiteenvallende België, hebben voltrokken, en in het
licht van de migraties en rampen en de talloze conflicten en oorlogen om
energie en water en levensruimte die ons te wachten staan, is er in mijn leven
tot nu toe hoegenaamd niets wereldschokkends gebeurd. De schoolstrijd, de
sluiting van de steenkoolmijnen en de rellen in Zwartberg, de oliecrisis met
haar autoloze zondagen, het neoliberalisme dat zich met harde hand aan allen
opdrong – ook aan wie daar niet om vroeg –, het communautaire gehakketak met
een per ongeluk vanuit een Voerens slaapkamerraam (fenêtre de chambre à coucher fouronnaise) gelost geweerschot als
gewelddadig hoogtepunt, de aanslagen van de Cellules Communistes Combattantes
waarbij – ook al per ongeluk – twee rijkswachters omkwamen, het al dan niet
politiek geïnspireerd gangsterisme van de Bende van Nijvel (29 doden), het
Heizeldrama (39 doden), de nationale hysterie na de dood van koning Boudewijn,
de misdrijven van kindermoordenaar Dutroux en de daaruit voortkomende Witte
Mars en, voorlopig ten slotte, de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 in
Brussel (32 doden): dat zijn zo ongeveer, voor de vuist weg, de grote momenten
in de geschiedenis van mijn land vanaf het jaar van mijn geboorte, 1961. Op
zich zijn het telkens min of meer ingrijpende gebeurtenissen die de geesten een
tijd beroerden, maar de allure van een wereldoorlog, waardoor een hele
samenleving op haar kop wordt gezet, een half patrimonium vernield en veel
mensen tot hartverscheurende en levensbepalende morele keuzes worden gedwongen,
bijvoorbeeld de keuze om ja of neen in het verzet te gaan, of om ja of neen een
gestigmatiseerde bevolkingsgroep te helpen uitroeien, hebben ze toch niet. Aan
de gebeurtenissen van mijn tijd hebben de contemporaine literatoren niet zo’n
vette kluif als deze die hun door ‘14-18’ of ‘40-45’ wordt voorgehouden.
Niet dat er zich in mijn tijd van leven geen grote veranderingen hebben voltrokken. Die zijn er wel degelijk geweest. De wereld – en het land waarin ik ben geboren en heb geleefd is daar meer dan ooit een onderdeel van – is wellicht nooit zo ingrijpend veranderd als tijdens de voorbije halve eeuw. Maar dat gebeurde sluipend, onderhuids, al stoemelings. De welvaart en het uitblijven van grote calamiteiten hebben ons in slaap gewiegd en nu, nu pas, ontwaken we stilaan in een getransformeerde, ontwerkelijkte, gedigitaliseerde wereld, en worden we geconfronteerd met voldongen feiten. Dát is de grote historische ontwikkeling van mijn tijd – en ja, daarover zal ik zeker moeten berichten.
Niet dat er zich in mijn tijd van leven geen grote veranderingen hebben voltrokken. Die zijn er wel degelijk geweest. De wereld – en het land waarin ik ben geboren en heb geleefd is daar meer dan ooit een onderdeel van – is wellicht nooit zo ingrijpend veranderd als tijdens de voorbije halve eeuw. Maar dat gebeurde sluipend, onderhuids, al stoemelings. De welvaart en het uitblijven van grote calamiteiten hebben ons in slaap gewiegd en nu, nu pas, ontwaken we stilaan in een getransformeerde, ontwerkelijkte, gedigitaliseerde wereld, en worden we geconfronteerd met voldongen feiten. Dát is de grote historische ontwikkeling van mijn tijd – en ja, daarover zal ik zeker moeten berichten.
11 Erwin Mortier, Godenslaap
12 Johan Deboose, Bloedgetuigen
13 Stefan Hertmans, Oorlog en terpentijn
14 Jeroen Olyslaegers, Wil
15 Paul Verhaeghen, Omega minor
16 Hugo Claus, Het verdriet van België
12 Johan Deboose, Bloedgetuigen
13 Stefan Hertmans, Oorlog en terpentijn
14 Jeroen Olyslaegers, Wil
15 Paul Verhaeghen, Omega minor
16 Hugo Claus, Het verdriet van België