AUTORIJDEN
Een steeds terugkerend antwoord op de diep in het
leven vaak gestelde vraag ‘Wat had je ánders willen doen?’, luidt: ‘Ik had een
muziekinstrument willen bespelen.’ (Ook klassiek is: ‘Ik zou veel vroeger met
werken ophouden.’) Je hoort eigenlijk nooit, of zelden, iemand zeggen dat hij
een boek had willen schrijven. (Je hoort wel vaak iemand zeggen dat hij erover
nadenkt een boek te zúllen schrijven.)
Mocht het te herdoen zijn, ik zou ook een
muziekinstrument willen leren bespelen – dat lijkt me zo bevrijdend. Maar, zo
overdenk ik nu, bevrijdend waarvan?
Wie muziek speelt, denk
ik dan, levert zich uit aan een complexe handeling en hoeft
daar verder niet bij na te denken. De vingers glijden over de toetsen, grijpen
naar de snaren, drukken de juiste kleppen in. Een voorgevormde melodie wordt
gereproduceerd. De muzikant interpreteert, improviseert of improviseert in
samenspel met anderen, die zelf ook spelenderwijs hun vrijheid verwerven. Dat
is misschien wat muziek spelen in essentie is (en dat ligt al vervat in de
uitdrukking ‘muziek spelen’): een spel.
Autorijden is, samen met fietsen en zwemmen en
misschien nog wel enkele andere handelingen zoals tekenen, bergbeklimmen,
vrijen… evengoed een complexe handeling (maar geen spel). Vele impulsen en
reacties komen erin samen – je moet als het ware verschillende betekenisvelden
en interactiemogelijkheden tegelijk overzien en precies daarin kun je die
bevrijding van je al te bewuste zelf ervaren. Zen and the Art of Motorcycling. Zoiets.
Autorijden is gevaarlijk. Een van de onderdelen
van de complexe handeling klopt niet, het overzicht ontbreekt, een radertje
draait in de soep, er staat iets in de weg wat er niet hoort te zijn of wat je
niet op tijd hebt opgemerkt. Je bent er
even niet bij met je gedachten.
Het zenachtige van autorijden heeft iets met dat
denken te maken. Bevrijd van denken: dat kan het autorijden, net als het
musiceren (denk ik dan) of het fietsen op een berg, zo prettig maken. Maar dat
is niet nauwkeurig genoeg uitgedrukt. Een juiste verhouding tot het denken, daar
gaat het om. Een juiste hoeveelheid denken.
Wanneer gebeuren er ongelukken in het verkeer?
Als je niet genoeg denkt en dus: verstrooid bent. Je aandacht zwermt uit over
allerlei onderwerpen die met het in de juiste banen leiden van je vehikel niets
te maken hebben, en met het daarbij rekening houden met alle andere verkeersdeelnemers.
Maar je kunt ook te veel denken. Dan denk je aan alles wat er fout kan lopen.
Je ziet die andere automobilisten op je afkomen en alle mogelijke gevaren die
ze inhouden, je ziet dat kind op de fiets dat onverwacht zou kunnen uitwijken,
je denkt aan het wiel dat kan afdraaien of de remmen die niet meer
functioneren. En dan is het alsof je eigen soepele mechaniek stroef begint te
draaien, je ontrafelt elke handeling die je moet verrichten tot in de kleinste
onderdelen en je zou eigenlijk het liefst een tijdje aan de kant gaan staan.
Dan is autorijden niet meer plezierig.
Met schrijven gaat het eigenlijk net zo. Ook hier
is een juist evenwicht tussen overpeinzing en gedachteloosheid noodzakelijk.
Denk je te veel, dan besef je dat je net zo goed niets kunt schrijven want,
bijvoorbeeld, ‘het is toch al allemaal gezegd’. Denk je niet genoeg, dan zeg je
maar tout et n’importe quoi en kom je
nergens uit, of toch niet op iets betekenisvols. Bovendien is schrijven ook nog
op een andere manier met autorijden verwant: het is gevaarlijk, er kunnen
ongelukken gebeuren waarbij eventueel anderen betrokken worden – maar dat is
alweer een andere zaak. Want wie schrijven zegt, zegt lezen, en ook daar…,
jawel.
Ik zou mij een leven zonder schrijven niet kunnen
voorstellen. Maar of het bevrijdend is?