AUTONOOM
Vrijheid is de Heilige Graal – en autonomie
het Hoogste Goed. Autonomie – en dan bedoel ik niet de politieke variant. Letterlijk
betekent het: zelf de wetten spellen. (Maar wetten binden!) Normen en waarden
vastleggen. Bepalen hoe hoog de lat komt te liggen en hoe laag de drempel. Dat
zou vrijheid garanderen. Maar er is vrijheid voor nodig: hoe zou je autonoom
kunnen zijn zonder? De vrijheid om autonoom te kunnen zijn. En vrij ben je pas
als je autonoom bent. Cirkels waar ik niet uit geraak.
Het is een wrede misvatting, een tragische
vergissing. Denkfouten heersen hier alom, en ze bepalen veel van het reilen en
zeilen. De ware autonomie ontstaat, zo leerde mij het leven, niet in een
ongebreidelde en teugelloze vrijheid – en zij leidt daar ook niet toe.
Integendeel, zou ik bijna durven te stellen. Steeds hardnekkiger dringt het
denkbeeld zich aan mij op dat vrijheid en autonomie elkaar uitsluiten.
(En dan dreint weer die regel door mijn kop uit
het lied ‘Telkens weer’ van Boudewijn de Groot: ‘Oh, ik wou dat ik je zeggen
kon, “Ik blijf voor altijd bij je” / Dat ik me van die dwaze drang naar
vrijheid kon bevrijden’.)
Laat mij een gewaagde oneliner lanceren.
Autonomie begint waar de vrijheid aan banden is gelegd. Autonoom is wie van de
vrijheid bevrijd is. Het heeft iets met volwassenheid te maken.
Bekijk het zo. Vrijheid is een last omdat er
moet gekozen worden. Keuzemogelijkheden zijn er te over en elk kiezen houdt een
verliezen in. Kiezen vergt energie, vergt documentatie, vergt het vermogen om ontgoochelingen
en desillusies te dragen. Moeten kiezen werkt verlamming in de hand. Kinderen
tot kiezen verplichten is een pedagogische crime,
wie het vaststelt moet meteen Child Focus alarmeren. Want: welke maatstaven hanteer
je bij het kiezen? Wie bepaalt deze maatstaven? Doe je dat zelf? Wie garandeert
dat het de juiste zijn? Eeuwige twijfel is het deel van wie zichzelf tot kiezen
aanzet zonder hierover in het reine te zijn. Minstens met zichzelf.
Blijkt dat we van anderen afhankelijk zijn om
zeker te weten dat we wel het juiste kiezen. Het verleden dient zich aan. De
traditie. De gedeelde ervaring.
Autonoom is diegene die niet meer hoeft te
kiezen. Dát is de vrijheid die hij verworven heeft. Een grote hoeveelheid
energie komt vrij doordat het kader waarbinnen hij kan handelen niet meer moet
worden opgezet (uitgevonden). Autonomie vergt het vermogen zich te kunnen
uitleveren aan de overlevering. Autonomie kan enkel als er vertrouwen is. Een
niet te bevechten en bewijzen vertrouwen. Basisvertrouwen.
(Maar natuurlijk is niet elk aangeleverd kader
kwalitatief hoogstaand.)
Niet toevallig willen de meeste mensen,
ondanks de schijn van het tegendeel, helemaal niet vrij zijn. Zij willen dat
hun het voortdurende maken van keuzes wordt bespaard. Zij kiezen voor een sterke
hand, voor autoriteit, voor het gesloten totalitarisme van een cruise. Of ze
boeken een week of twee in de Club Med. Alles voorgekauwd, het programma ligt
vast. De verveling is georganiseerd en, doordat voor die organisatie moet
worden betaald, gelegitimeerd.
Elke keuze houdt verlies in. De echte
autonomie bestaat niet in het kunnen maken van keuzes, maar in het aanvaarden
van dat verlies. En in het herkennen van de kwaliteit van het aangeleverde
kader. Die herkenning vergt kennis. Kennis vergt leren. Leren vergt
nieuwsgierigheid. En wellicht ligt daar de ultieme grond van elke vrijheid.