‘Iets waarvan je verondersteld wordt het leuk te vinden,
maar dat ik nooit nog eens zal doen.’ Zo luidt ongeveer de letterlijke
vertaling van A Supposedly Fun Thing I’ll
Never Do Again, het essay waarin David Foster Wallace de ervaring van zich
af schreef die hij opdeed op een één week durende cruise door de Caraïben. Ik weet
niet of ik de lectuur van dit boek, met die spuuglelijke en uitdrukkelijk de
reisfoldertypografie pasticherende cover, uit eigen beweging zou hebben
aangevat, maar David Foster Wallace staat bij mij al enige tijd op de plank ‘te
lezen in een zo nabij mogelijke toekomst’ én bovendien hadden M. & D. van
de leesclub mij hun exemplaar in de handen geduwd, met een dringend ‘Moet je
echt eens lezen!’ waaraan ik niet kon weerstaan, en al zeker niet omdat zij
daaraan toevoegden dat ik het boek de volgende keer zeker moest terugbezorgen
want ze wilden het niet langer dan een maand missen.
M. & D., ik heb intussen Superleuk, maar voortaan zonder mij gelezen en ik moet jullie
bedanken voor deze schitterende leestip!
Wallace mag in 1995 voor een tijdschrift mee met de MS
Zenith, een twaalf dekken tellend superdeluxecruiseschip van een van de twintig
rederijen die vanuit Zuid-Florida inspelen op de behoefte van een welbepaald
publiek van welstellende, al wat oudere, blanke en – vooral – zich in ernstige
mate vervelende Amerikanen die graag gedurende een week op de Caraïbische
wateren ronddobberen op een duidelijk afgebakende microkosmos waarop ze zich laten
verwennen en waarop ze – opnieuw vooral – niet
hoeven na te denken. Wallace laat zich als journalistieke verstekeling
inschepen en beschrijft wat hij ziet, voelt en bedenkt op dit drijvende universum,
dat hij meteen – het valt hem niet altijd mee zijn aversie zo lang mogelijk op
te sparen – MS Nadir doopt. Zoals het nadir aan de hemelbol diametraal tegenover
het zenith staat, zo laat Superleuk
etcetera zich lezen als de volmaakte tegenpool van de folders die met
weloverwogen wolligheid een cruisevakantie aanbevelen, en van de brochures die
de slachtoffers van die folders de weg wijzen op de MS Zenith én in de drukke
agenda met activiteiten die de lange dagen daar midden op de Caraïbische
wateren wat korter moeten doen lijken.
Uiteraard beoogt Wallace iets helemaal anders dan enkel
verslag uit te brengen van zijn cruisevakantie. Zijn MS Nadir wordt niets
minder dan een metafoor voor de westerse maatschappij. Dit 47.255 ton wegende
gevaarte is het narrenschip waarop we met zijn allen gevangen zitten,
veroordeeld tot gedicteerde pret en kritiekloos consumeren. We worden op alle
mogelijke manieren een rad voor de ogen gedraaid. Wallace verwelkomt dan ook
dankbaar de attractie op de slotavond, bestaande uit de ‘publieksverneukerij’
van een hypnotiseur: ‘Zijn show blijkt al snel een symbolische microkosmos te
zijn die mijn ervaringen van een hele week op een 7NC-Luxecruise zo frappant
samenvat dat het bijna opzet lijkt’. Dat het schip uitdrukkelijk ‘noordwaarts’ richting
thuishaven stoomt, doet mij vermoeden dat Wallace met die aanduiding het
denkbeeld van een losgeslagen en niet meer af te remmen Titanic heeft willen oproepen.
Ik ga hier niet alle clues
verklappen en uit de doeken doen: de bijzonder grappige ironie van Wallace verguldt
de pil van zijn weldoordachte analyse. Het begint al met zijn doorgronden van
de strategie van het inschepen. De gegadigden voor de cruise worden op een
hoogst ongezellige manier in een loods verzameld en het wachten duurt wel
bijzonder lang. Uiteraard is het de bedoeling om, door de contrastwerking, de
nieuwe omgeving van het schip – dat continu kraaknet wordt gehouden, zodanig
zelfs dat de hunker naar een kleine onregelmatigheid zeer reëel wordt – om dus die
nieuwe omgeving zo positief mogelijk te laten uitschijnen. De onzorgvuldige,
bijzonder schamele ontvangstprocedure is met andere woorden niets minder dan
een perfide manipulatie. Wallace denkt onwillekeurig aan een bepaald
afzonderings- en deportatiebeleid. Eens op de boot doorgrondt hij nog meer
strategieën, en hij gaat ook in zichzelf op zoek naar de zwakheden die ook van
hem, hoezeer hij zich ook met kritische zin, ironie en zelfs cynisme probeert
af te schermen, een potentieel slachtoffer maken.
De conclusie wordt – gelukkig! – niet in expliciete
bewoordingen gemaakt maar is zonneklaar: als het gesloten systeem van het
cruiseschip totalitair is, dan geldt dit ook voor datgene waarvan het
cruiseschip als metafoor wordt aangevoerd. Aan de lezer om aan te voelen waar
dat ‘noordwaarts’ heen voert. En wat dat voortaan
zonder mij uit de titel voor hem of haar kan betekenen.