Vierde hoofdstuk
Noodzakelijke aanschaf
<122> Op de derde dag is het weer, na een zomerse
tweede dag – waarover verder geen verslag wordt gedaan – omgeslagen.
<123> Het begint te sneeuwen. Volgens Joachim vervloeien in het gebergte
de jaargetijden – wat uiteraard een weerslag zal hebben op de tijdsbeleving.
Hans Castorp koopt een deken in het dorp, maar geen bontzak voor de winter: hij
denkt dat hij daarvoor niet lang genoeg zal blijven. Ze komen Settembrini
tegen, <125> die klaagt over de kou. Settembrini vindt dat Hans Castorp
zich te gedwee onderwerpt aan de sanatoriumvoorschriften. Door de herinnering
aan zuiderse warmte begint Settembrini over zijn overleden vader, een filoloog.
<126> En hij maakt zijn beklag over ‘Krokowski, dat schaamteloos stuk
biechtvader’ – Mann legt het verband tussen psychoanalyse en het katholieke
biechten –, en over zijn stompzinnige tafelgenoten. <127> Hans Castorp
wil niet onderdoen en hekelt mevrouw Stöhr, die ziek én dom is, met andere
woorden zowel naar lichaam als naar geest deficiënt. Dat gaat volgens Hans
Castorp in tegen de verwachting dat iemand die ziek is een sterke geest heeft,
en omgekeerd. <128> Deze wankele redenering wekt de pedagoog in
Settembrini. Hij wil Hans Castorp van zijn ‘bestrijdenswaardige’ opvattingen
bevrijden: ziekte is ‘helemaal niet eerbiedwaardig’. Deze opvatting is
geworteld in duistere tijden, toen ‘gebrekkigheid (…) gelijk stond met een
vrijbrief voor het rijk der hemelen’. Settembrini verdedigt hiermee de
Nietzscheaanse kritiek op het christendom. <129> Gelukkig, zegt hij,
hebben rede en Verlichting sindsdien de mens min of meer weten te bevrijden.
Ziekte is niet voornaam, het is ‘veeleer vernedering’.
<130> En wie ziek én dom is, kan enkel op ons medelijden rekenen.
Tragisch is hij, zoals Leopardi, die ziekte en genie in zich verenigt.
<131> De ziekte reduceert de mens tot zijn lichaam, en dat is ‘het
onmenselijke en vernederende’. Dan is de mens ‘in de meeste gevallen niet beter
dan een kadaver’. Settembrini voegt hier nog enkele Platoonse beschouwingen
over pedagogie aan toe: alle ideeën zijn in ‘de begaafde jonge mens’ aanwezig,
de leermeester moet de juiste ideeën opwekken en de onjuiste blokkeren.
<132> Hans Castorp stelt vast dat het Settembrini niet enkel om de ideeën
te doen is, maar ook om de manier waarop hij ze verwoordt. (Dit lijkt een zelfreflexieve
opmerking van Mann.) Volgens Hans Castorp is Settembrini ook ‘een man van de
oppositie’ en dat heeft volgens Hans ‘altijd iets armoedigs’. <133>
Joachim is het daar niet mee eens: Settembrini heeft niet alleen een hoge dunk
van zichzelf maar ‘van de mensen in het algemeen ook’.133>132>131>130>129>128>127>126>125>123>122>
Uitweiding over het
tijdsbesef
Hans Castorp leert hoe hij zich met zijn dekens moet
inpakken voor de ligkuur. <134> Voor de zoveelste keer al heeft hij last
van hittegevoelens en – tezelfdertijd – koude rillingen. <135> Maar het
comfort van de ligstoel doet hem deze ongemakken vergeten. Hij kent de
dagindeling al van buiten en geniet van de voorspelbaarheid en de regelmaat.
Toch vreemd, deze gemakkelijke gewenning aan een nieuwe dagorde. Alsof de persoon
blij is verlost te zijn van een andere orde, die al te vanzelfsprekend was
geworden. <136> Bij een ‘ononderbroken harmonie’ en ‘verveling’ dreigt
‘de tijdsbeleving’ verloren te gaan en daarmee ook ‘het levensgevoel’. Met
verveling is trouwens iets eigenaardigs aan de hand: korte periodes van
monotonie lijken er lang door, maar lange periodes ‘verdampen (…) tot er zo
goed als niets meer van over is’. Het omgekeerde is evengoed waar: korte
periodes met veel afwisseling gaan snel voorbij, maar uitgesmeerd over langere
periodes vertraagt afwisseling de tijd. (Mann illustreert dit principe met de
lengte van zijn hoofdstukken: ze worden steeds langer terwijl de (subjectieve)
tijd in die mate nog meer versnelt dat er proportioneel nog langere stukken tijd
in die langer wordende hoofdstukken worden verwerkt.) <137> Hans Castorp
merkt op dat er al een eeuwigheid lijkt te zijn voorbijgegaan sinds hij in
sanatorium Berghof aankwam.137>136>135>134>
Poging tot Franse
conversatie
<138> Af en toe staan er op de gang zuurstofflessen
klaar voor de stervenden. <139> Hans Castorp krijgt een stervende te zien
terwijl hij eventjes met Behrens praat. Die vindt het jammer dat Hans Castorp
maar ‘een bliksembezoek’ van drie weken brengt: hij zal dus niet het voorrecht
genieten hier de winter door te brengen. <140> Ziekenzuster Alfreda –
Berta – Schildknecht klampt de twee neven aan. <141> Haar patiënten zijn,
door dood of genezing, van voorbijgaande aard maar zij is gedoemd om hier te
blijven. <142> Hans Castorp leert ook de Mexicaanse vrouw ‘Tous-les-deux’
kennen, die haar twee zonen aan tbc verliest. <143> Hans is tevreden over
de houding die hij tegenover deze deerniswekkende vrouw heeft aangenomen. Hij
vindt in het algemeen dat men er beter aan zou doen de dood stoutmoediger in de
ogen te zien.143>142>141>140>139>138>
Politiek verdacht!
Om de veertien dagen is er op zondag een concert.
<144> Iedereen doet zijn best er op z’n zondags uit te zien, zelfs de Slechte
Russentafel! <145> De meeste patiënten laten de voorgeschreven ligkuur
voor wat hij is en luisteren naar het orkest. <146> Hans Castorp slaat
Hermine Kleefeld, mevrouw Salomon, juffrouw Levi, meneer Albin en nog een paar
anderen gade en stelt vast dat het toch onmiskenbaar zo is dat de fysieke
ziekte hen ‘geestelijk in zekere zin aantrekkelijker maakte’. Dat wordt mede in
de hand gewerkt door de wat lossere omgangsvormen tussen de vertegenwoordigers
van beiderlei kunne. (149) De dokters verschijnen ook op het terras en iedereen
probeert bij hen in het gevlei te komen. Settembrini komt bij de neven zitten.
<147> Door te laat te komen, vrijwaart hij voor zichzelf een ‘illusie van
onafhankelijkheid’. Hij is niet zo’n muziekliefhebber: <148> hij heeft
een grotere achting voor het woord en de rede: ‘ik koester een politieke
weerzin tegen de muziek’. <149> De muziek brengt niet alleen structuur
aan in de tijd, en kan op die manier wakker maken, zij kan ook verdoven en
leiden tot ‘geestelijke dufheid’. 149>148>147>146>145>144>
Hippe
<150> De Russische dames, onder meer Clawdia Chauchat
en Maroesja, vertrekken op zondagnamiddag voor een ritje in de omgeving.
<151> Hans Castorp slaat nauwlettend de reacties gade die Maroesja op het
gelaat van Joachim veroorzaakt. <152> Hij wil de nu al, na nog geen volle
week, ervaren sleur van het sanatorium, ‘de magische cirkel van de “Berghof”’,
doorbreken en besluit een fikse wandeling te maken. <153> Hij zet het op
een zingen maar geraakt daarvan al vlug buiten adem. <154> Hij herkent in
zijn amechtigheid het gewaggel van zijn grootvader. <155> Rustend op een
bank bij een ruisende beek krijgt Hans een neusbloeding. <156> Half
bewusteloos herinnert hij zich iets van toen hij dertien jaar was: de
ontmoeting op school met de medestudent Pribislav Hippe, <157> wiens
uiterlijk Kirgizische trekken vertoont en voor wie Hans Castorp <158> al
ongeveer een jaar onbestemde en ongeëxpliciteerde gevoelens koesterde.
<159> Deze verhouding kende een hoogtepunt in <160> het lenen van
een potlood, en verdween vervolgens weer in de vergetelheid. Hans Castorp heeft
lange tijd enkele slijpschilfers van dat potlood in een lade bewaard.
<161> Hij beseft dat hij interesse heeft voor Clawdia Chauchat door haar
fysieke gelijkenis met Hippe. Niet zonder moeite keert Hans Castorp naar het
sanatorium terug, <162> waar hij net op tijd aankomt voor de lezing van
Krokowski.162>161>160>159>158>157>156>155>154>153>152>151>150>
Analyse
Met bloedbevlekt kostuum neemt Hans Castorp plaats achter
Clawdia Chauchat. Zij neemt hem schaamteloos op. <163> Het is de
schaamteloosheid van hen die, zoals meneer Albin, niets meer te verliezen
hebben. <164> Krokowski heeft het over de macht der liefde – en dat woord
valt zo vaak dat Hans Castorp, die niet gewoon is het te horen, het op de duur
weerzinwekkend vindt, als <165> ‘iets witblauwigs, kliederigs’. Krokowski
onttovert onder het mom van wetenschappelijkheid de menselijke psyche. De
drijvende kracht van de liefde is samengesteld uit onderdelen, die elk op zich
kunnen dwalen – zonder dat dit afbreuk doet aan het morele gehalte van het
geheel. De psychoanalyse ondermijnt het burgerlijke ideaal, ja, keert het zelfs
om: <166> het zieke krijgt iets verhevens. Als de burgerlijke kuisheid
het haalt, dan is dat slechts een schijnbare overwinning. Onderhuids blijven de
soms verkeerd afgestemde driften woekeren. En ze transformeren zich om weer aan
de oppervlakte te kunnen komen: <167> ze komen terug boven als… ziekte!
Hans Castorp, ondertussen, observeert de onder gaas volledig tot zijn recht
komende arm van Clawdia Chauchat en concludeert: <168> ‘Ten aanzien van
deze arm kon er van generlei burgerlijke weerstanden sprake zijn.’ Hans Castorp
denkt nu na over de manier waarop vrouwen zich kleden. Het is maatschappelijk
aanvaard dat ze de nieuwsgierigheid van de mannen opwekken. Maar stel nu dat
een niet tot voortplanting in staat zijnde vrouw zich op een dergelijke
verleidende manier zou kleden: dan speelt er toch nog iets anders dan
voortplantingsdrift? Hans realiseert zich dat zijn belangstelling voor een dergelijke
vrouw even onredelijk zou zijn als destijds zijn belangstelling voor Hippe.
<169> Als een Messias maakt Krokowski nu reclame voor zijn praktijk: hij
nodigt de aanwezigen uit om bij hem in analyse te gaan. Na de lezing lopen de
toehoorders achter hem aan als ‘achter de rattenvanger’. Joachim en Hans
Castorp kaarten niet meer na over de lezing.169>168>167>166>165>164>163>
Twijfels en
overwegingen
<170> Hans Castorp krijgt en betaalt zijn eerste
rekening: de zakelijke kant van het sanatorium. <171> Met Joachim spreekt
hij over ‘de inrichting van de “Berghof” als instituut’: achter Behrens staan
‘hogere machten’. Behrens zelf is hier door zijn zieke vrouw terechtgekomen.
Zijn vrouw stierf, Behrens is gebleven. <172> Hij was trouwens zelf door
de ziekte aangetast, wat misschien problematisch is: ‘Kan iemand die zelf
onderdrukt wordt anderen bevrijden?’ In elk geval is de ‘lotsverbondenheid
tussen arts en patiënt’ niet evident; er zijn voordelen aan verbonden, maar ook
nadelen. <173> We vernemen een en ander over architectuur en organisatie
van het gebouw, <174> onder meer het feit dat Krokowski zijn duister
kabinet heeft in een overigens helwitte kelderverdieping.174>173>172>171>170>