woensdag 25 januari 2012
schrikkel 020
Ik moest alweer aan Herman van Veen denken, de tweede keer in korte tijd (zie hier). Dit keer aan dat liedje ‘Hilversum 3’: ‘Op elke steiger weerklonk een lied. En ieder had zijn eigen stem.’ De tijd van toen, toen de werklieden nog zongen en schuifelden naar passerende charmes. Deze mannen zongen, en ze deden dat in de taal van Molière. Een klotejob, roltrappoetsen – maar zij losten het elegant op. En als ze de woorden niet kenden, dan floten ze. En ondertussen maar soppen en wrijven. Het werk schoot aardig op. Met hun gele pakjes hadden ze iets van kanaries. Kanaries in de ondergrondse, behoeders der mijnwerkers. Dankzij hun werk kunnen forenzen in de Noord-Zuidtunnel gebruikmaken van glimmende roltrappen. Het gefluit fleurde mijn dag op. Toen een van de mannen me in de gaten kreeg en zag dat ik het een prettig zicht vond, glunderde hij me toe.