S. moest nog een andere boodschap doen – ik keerde met F. terug naar oma’s huis.
Oni, zegt F. consequent, en wij bevestigen haar daar in. Dit restant van haar kindertaaltje blijft bruikbaar om het onderscheid met haar moeders moeder, die ze wél
Oma noemt, te vergemakkelijken. F. babbelt de hele weg honderduit. Ze babbelt de weg weg. Ze stelt vragen, ratelt er op los, doet observaties waar geen volwassen mens van terug heeft. Het is een schat van een kind. Ik laat haar de weg terugzoeken in de duinenverkaveling. Bij elk kruispunt roept ze de hulp in van haar smurf.