woensdag 11 januari 2012

mijn woordenboek 349

APPROXIMATIEF
Vaak wordt in een of ander semifilosofisch betoogje met de tegenstelling tussen wetenschappelijk en poëtisch taalgebruik uitgepakt. Het wetenschappelijke taalgebruik zou – quantumfysische spitsvondigheden eventjes buiten beschouwing gelaten – kunnen bogen op een bevoorrechte één-op-éénrelatie met de werkelijkheid. En die heeft op haar beurt een –minder naspeurbare – één-op-éénrelatie met de waarheid. Wetenschap en waarheid trekken met andere – of met dezelfde – woorden aan hetzelfde zeel. Vier en niets anders dan vier is de uitkomst van twee plus twee. Daarover kan geen discussie bestaan. 3,99 en 4,01 zijn niet precies genoeg. De valversnelling (g) is 9,81 m/s² en geen centimeter meer. Op onze breedtegraad welteverstaan want op de evenaar is dat wel even anders. Het soortelijk gewicht van lood is – afgerond tot op één cijfer na de komma want lood trekt zich van ons decimaal stelsel niets aan – 11,3. Madrid ligt in vogelvlucht op 2527 kilometer van Berlijn. Maar geldt dat ook voor de twee paar schoenen en de koffer die in die steden staan? Het liedje gaat over iets anders, iets vrijers, iets lossers. Emoties zijn niet meetbaar.

De cijfers heb ik moeten opzoeken maar ik begrijp uit mezelf heel goed wat Boudewijn de Groot bedoelde. Al heb ik in Berlijn geen koffer staan. Nooit gehad. (Of toch, die ene keer dat ik er overnachtte, maar dat doet hier niet terzake.)

Gevoel laat zich niet meten. Het zeel van de ziel is dubbelgeknoopt, het vertikt zich in perfecte pasvormen te laten persen. De poëzie, zo lijkt het dan, is een approximatieve aangelegenheid. De dichter benadert zijn waarheid langs de sluipwegen van de asymptoot.

Is dat zo? Het zou wel eens fout kunnen zijn. Poëzie heeft, zo leert Charles Ducal in zijn onvolprezen (zoals dat dan heet) Alle poëzie dateert van vandaag, niet in de eerste plaats met gevoel te maken. Dat is een misvatting. Poëzie is van aard veel nauwkeuriger dan al te gemakkelijk wordt aangenomen. Een goed gedicht, wordt wel eens gezegd en ik denk dat het – enkele mystificaties niet te na gesproken – waar is, is een gedicht waaraan niets meer kan worden veranderd. Er staat geen woord te veel en de woorden die er staan, zijn de juiste woorden. Ze kunnen er in Machelen-aan-de-Leie (50°57'N 3°29'E) van meespreken. De dichter gooit er niet met zijn klak naar. Hij zegt de dingen precies. Niet zoals ze zijn maar zoals hij ze zegt. De precisie zit in zijn – of haar – zegging.

Niet een beetje, niet bijna, niet dat het er niet toe doet – maar dwingend, precies en nauwkeurig, met noodzaak.