dinsdag 10 januari 2012

schrikkel 005b


Het was zíjn kruk. Het was, als er niet een van de klanten op zat, zíjn uitkijkpost. Hij spotte elke auto die voorbijreed, elke passant die zich door de regen naar een droge plek die niet zijn café was spoedde. Want regenen deed het, oudewijven – dat was de dwingende reden waarom we in Lormes het  ‘Grand Café’, zo heette het etablissement, waren binnengevlucht. Dat, en de dringende behoefte aan een grand crème. Het café-interieur was, zoals bijna overal in Frankrijk, met de nodige inbreng van geometrie en formica deskundig vernield om aan de hedendaagse smaak aan te passen. Het exterieur ook, zo leerde de foto die op het randje boven de toog stond opgesteld: een hele rij schimmig geworden mensen in kleren uit het begin van de vorige eeuw (uitbater, vrouw van de uitbater, kinderen van het uitbatersgezin, toevallig op het ogenblik dat de fotograaf langskwam aanwezige klanten) poseert in zwart-wit voor de open deur en de kunstig met ingegraveerde bloemen versierde ruiten, onder de met grote witte blokletters geschilderde naam van het ‘GRAND CAFÉ’ en daarnaast de allang verdwenen merknaam ‘ANIS FUROR’ – en ik zie, bij het bekijken van dit soort documenten, altijd ook wat níet op de foto is te zien: de onder het doek van zijn op een driepikkel aan de overkant van de straat opgestelde platentoestel bukkende fotograaf, die – attention, ne plus bouger! – afdrukt, onder het bekijks van de dan wél nog levende stad; iedereen houdt de adem in en wanneer hij van onder zijn doek opnieuw tevoorschijn komt en er weer beweging komt in het tableau vivant voor de cafépui hervat het even opgehouden verkeer zijn gang en vragen een paar belhamels die net van school kwamen of ze niet ook even moeten poseren.

Voor de invoering van het rookverbod in gelagzalen moet hier toch nog iets van gezelligheid en convivialiteit hebben gehangen, schatte ik. Nu stond, heel vreemd voor een café, arte aan op de tv (een portret van een boerengezin ergens in een afgelegen uithoek van Schleswig-Holstein met een aangenomen, in de sneeuw spelend zwart kind) en kwam er af en toe een verlopen Lormesiaan gevolg geven aan zijn gok- en/of alcoholverslaving – wanneer zullen díe neigingen aan banden worden gelegd? Hij bleef nooit lang, die verlopen Lormesiaan: wanneer zijn tac-o-tac-krasbiljet alweer zonder gevolg van zijn laagje lood (het zal wel geen lood zijn!) was ontdaan, stond hij, een afscheid mummelend, op en keerde weer naar de loden lucht van landerig en grijs en nat Lormes.

Georges – laat ik hem Georges noemen – haalt het lege ballonglas binnen, veegt zijn toog voor de n-de keer vandaag proper en gaat weer op zijn kruk bij het raam zitten, wachtend op een volgende passant, een volgende klant.