dinsdag 16 augustus 2011

Karamazov 6

III.1.
In het huis waar Fjodor en Ivan wonen, houden de ratten de bewoners gezelschap. Er zijn ook drie bedienden. Grigori Vasiljevitsj Koetoezov is eerlijk, trouw, toegewijd en vastberaden. Hij heeft, tegen de wil in van zijn vrouw Marfa Ignatjevna, geen gebruik willen maken van de mogelijkheid om, na de bevrijding van de lijfeigenen, een eigen leven te beginnen. Fjodor kan dag en nacht een beroep doen op Grigori. Grigori moest van Fjodors eerste vrouw, Adelaida, niets hebben, de tweede daarentegen, Sofja Ivanovna, beschouwt hij als een heilige. Grigori leest graag Job en is enigszins geneigd tot het mystieke. Marga is verstandig maar onderdanig. Beide echtelieden zwijgen meestal. Ze hebben een kindje gehad dat zes vingers had. Om die reden heeft Grigori, die nochtans veel van kinderen houdt, het nooit willen aanvaarden. Het kind heeft twee weken geleefd. Andere kinderen hebben Grigori en Marfa nooit gehad. Maar de nacht nadat ze hun kind hadden begraven, gebeurde het dat in het badhuis in de tuin de zottin van de stad, Lizaveta Smerdjasjsjaja, het leven schonk aan een kind en daarbij zelf het leven liet.

III.2.
Lizaveta Smerdjasjsjaja is een slechtgeklede, stomme doolster, die slecht behandeld wordt door haar vader Ilja, een aan lager wal geraakte middenstander. Op een dag wordt zij mishandeld door een gezelschap boemelaars. Fjodor maakt deel uit van dat gezelschap. Enkele maanden later blijkt Lizaveta Smerdjasjsjaja zwanger. De verdenking gaat uit naar Fjodor. Het kind wordt geboren en door Grigori en Marfa opgenomen. Ze noemen het Pavel en – naar de vermeende vader, die daar geen bezwaar tegen maakt – Fjodorovitsj. Later krijgt Pavel er, naar zijn moeder, ook nog de naam Smerdjakov bij. Smerdjakov wordt de derde bediende van Fjodor.

De auteur stelt dat hij nu niet langer bij bedienden kan stilstaan, zijn lezers zouden dat niet pikken. Over Smerdjakov zullen we te gelegener tijd nog wel meer vernemen ‘in het vervolg van mijn roman’.

III.3.
De hoofdstukken III.3, III.4 en III.5 dragen allemaal dezelfde titel: ‘De biecht van een vurig hart’, maar kregen wel elk een andere ondertitel of specificatie. III.3 kreeg de bepaling ‘In verzen’ mee, III.4 ‘In anekdotes’ en III.5 ‘”Met de hielen omhoog”’.

Aljosja is verscheurd door het bevel van zijn vader om mee naar diens huis te gaan en het verzoek van Katerina Ivanovna om tot bij haar te komen. Hij is bang van Katerina Ivanovna. Hij weet dat ze goed is en dat ze ‘uit louter grootmoedigheid’ Dmitri, die bij haar in het krijt staat, wil redden. Aljosja overwint zijn angst en gaat naar Katerina Ivanovna, maar komt onderweg Dmitri tegen. Dmitri doet nogal geheimzinnig, hij heeft het ook over een geheim. Dmitri begint in verzen te spreken. Het komt goed uit dat hij Aljosja ziet want hij was net – zo zegt hij met veel omhaal want er staat een halflege fles cognac op tafel – van plan om ‘een engel’ naar zowel zijn vader als naar Katerina Ivanovna te sturen. Hij deelt Schillers smart ‘om ’s mensen val’ en wauwelt dat wellust erger is dan een storm. Schoonheid en schande gaan samen. De mens kan zowel de Madonna aanbidden als Sodom. Er is ook schoonheid in Sodom. De duivel vecht zijn strijd met God uit in het hart van de mensen.