Van gisteren wil ik onthouden dat ik mij steeds meer begin te ergeren aan jongeren die voor de lol keet schoppen en vernielingen aanrichten, zoals nu weer in Engeland, dat ik op mijn weg naar de bibliotheek een aangename ontmoeting had met J., dat P. vertelde hoe goed haar reis naar Schotland was meegevallen en dat we ’s avonds bij S. samen met A., J. en C. gerookte sprotjes aten die, nog voor we hen onthoofdden, er al behoorlijk ongelukkig uitzagen.
Vandaag moet ik de gerookte sprotjes verteren. Dat zal deels in De Panne gebeuren want daar gaan we heen.