Van gisteren wil ik mij de vrouwen herinneren die in de oude stad van Bari pasta zaten te rollen en knippen en vouwen, terwijl tien meter verder mannen, hun echtgenoten wellicht, een potje aan het kaarten waren. Ik wil mij zeker ook het vis- en zeevruchtenrestaurant herinneren waar we ’s middags aten: er heerste een bijzonder goed in de hand gehouden zottigheid, waartoe zeker ook het tweemansorkestje bijdroeg dat met een rood en een groen T-shirt en witte broeken een Italiaanse vlag vormde en dat, onder meer, het liedje La Pansè speelde, dat ik al kende van de versie van Karl Zéro en dat mij altijd met zachte dwang vrolijk stemt. Schier onvergetelijk is ook de farce die we op het perron beleefden waar we wachtten op de trein naar Bari: S. kon het niet hebben dat ons biljet geen toegang verschafte tot de snelle trein die, door het spel der vertragingen, min of meer gelijktijdig richting Lecce ging vertrekken als de trage. We moesten de snelle laten vertrekken en uiteindelijk draaide het erop uit dat we ei zo na nog de trage misten doordat S. net dat ogenblik had uitgekozen voor een bezoek aan de sanitaire voorzieningen van het station! Ik zal mij van de hierop volgende treinreis ongetwijfeld herinneren dat we in Monopoli langskwamen – en neen, we ontvingen geen geld van de bank en we moesten ook niet naar de gevangenis – en dat we miljoenen, werkelijk miljoenen olijfbomen voor ons wagonraam zagen defileren.
Vandaag verkennen we Lecce. Vanavond worden we verwacht op het dakterras van onze Bed & Breakfast voor een ‘social event’ met de andere gasten.