Van gisteren zou ik mij kunnen herinneren dat Stéphane Beel in een twee uren durend radio-interview voortdurend vragen moest beantwoorden over de toegankelijkheid van zijn gebouwen voor gehandicapten, dat Hugo Claus – maakte ik op uit mijn lectuur van De wolken – graag woordspelletjes doet met weglating van de eerste letter van het woord (‘een voorschot van Van Oorschot’, ‘Paris: utile et futile’), dat C. zich kostelijk versprak door ‘vuilkal’ te zeggen in plaats van ‘valkuil’, en dat A. en S. het beeld opriepen van hun vader A., hoe hij gekleed in een oliepak en met een mijnlamp op zijn hoofd gemonteerd in een waterput afdaalde.
Vandaag lees ik Karamazov en ga ik samen met S. naar de academie van Koksijde, om er het werk te bekijken van een van de leerlingen van P. Volgens S. heeft A. voor vanavond tomates crevettes met pommes frites op het menu geplaatst en daar kijk ik nu al ten zeerste naar uit.