Op 12 november had ik het hier (‘Uit het nieuws’) over die Amerikaanse soldaat die, vlak voor hij Fallujah ging ‘binnentrekken’, voor de televisiecamera vertelde hoe leuk hij het wel vond. Als een computergame, zag je hem denken, maar dan écht. Nu verneem ik dat er in die veldslag toch wel wat Amerikanen zijn ‘gesneuveld’. Ik geloof een stuk of vijftien. Veel minder dan Irakese ‘verzetstrijders’, maar toch vijftien. (Ik ben om de een of andere reden geneigd bij dit soort dingen een overmaat aan aanhalingstekens te gebruiken.) En nu vraag ik me af: is het ethisch verwerpelijk om te hopen dat die kerel, die het zo’n ‘fun’ vond, één van die vijftien is? ’t Is maar een vraagje hoor. Toen ik hem zag, wenste ik het hem toe dat hij zou sneuvelen – en dát was ethisch verwerpelijk. (Maar ik had het niet gezegd, alleen maar gedacht.) Maar nu, nu die vijftien er toch in gebleven zijn en niet anders dan in een plastic zak zullen terugkeren, wénsen dat hij er één van is? Wénsen met andere woorden dat het níet die sukkels zijn die trillend op hun benen en tot-en-met opgenaaid of gedrogeerd die klotestad binnen moesten trekken, maar wél die ene klootzak die het nog leuk scheen te vinden ook en die duidelijk stond te popelen om zijn eerste jurkdragende terrorist neer te leggen.
Ik weet het niet. Het is, zoals ik zei, een ethisch probleempje.