donderdag 14 oktober 2004

Mijn eigen namen (4)

AARSCHOT
Een nieuwjaarsdag, ergens voorin de jaren tachtig. We waren in De Knoet aan het nakaarten over de oudejaarviering van de avond ervoor – en dat ging alweer gepaard met een behoorlijke consumptie. Maar we moesten het toch enigszins gedeisd houden, want op de parkeerstrook voor het café stonden de twee auto’s waarmee we – we waren met zeven – de terugtocht dienden aan te vatten, toch een kilometer of honderd veertig. We waren in het café een beetje uit elkaar gedreven door de drukte, waardoor het optrommelen niet van een leien dakje liep. Maar uiteindelijk hadden we dan toch in onze R4’tjes plaatsgenomen. (Gammele R4’tjes, schreef ik bijna, maar dat zou een pleonasme zijn.) Een beetje vrolijk, een beetje moe. In de auto die ik bestuurde zaten twee passagiers. Toen we op de snelweg, zwaaiend en lachend, de auto met onze vrienden inhaalden, zagen we maar drie kopjes boven de raamrand uitsteken: ook een bestuurder met twee passagiers. Zes in totaal. Wat verderop haalden zij ons in: hetzelfde beeld. De ontbrekende man was G. Het was ons niet ontgaan dat hij wat moe was geweest – hij zou wel onder raamniveau zijn eerste roes van zich af aan het slapen zijn. Een dik uur later waren we thuis (we hadden afgesproken om gezamenlijk nog een staartje te breien aan ons toch wel gelukkige samenzijn). Waar is G?, vroegen de vrienden die met de andere auto naar huis waren gereden en al een paar minuten eerder waren aangekomen. Waar G is, dat moeten jullie weten!, antwoordden wij van auto 1. En dan, al een beetje ongeruster: Kom maar van achter die zetel vandaan, G! De verwarring duurde niet lang. Zíj dachten dat G mee was met ons, en wíj dachten dat G mee was met hen. De conclusie was dat G in De Knoet in Aarschot moest zijn achtergebleven. En inderdaad, zo was het gegaan, bleek uit een telefoontje dat een kwartiertje later werd gepleegd. Hoe wij vertrokken waren precies op het ogenblik dat hij, G, naar de wc was gegaan. En hoe hij tot zijn verbijstering had moeten vaststellen dat beide auto’s verdwenen waren. Eerst had hij nog gedacht dat het een flauwe grap was, maar nee hoor, dat was het niet. Gelukkig was G-accent daar nog: onze Aarschotse vriend die het oudejaarsfeest had georganiseerd in het Kabouterland genaamde jeugdhuis (we waren nog jong genoeg voor jeugdhuizen, toen). Ze gingen samen een biefstuk eten in het restaurant om de hoek, maar eerst zou G het verdriet om het gemiste rendez-vous van zich afspoelen met een nieuw rondje in De Knoet…