vrijdag 22 oktober 2004

Onze postmoderne tijd in al zijn concreetheid

Marc Reynebeau in ‘De slimste mens ter wereld’, ik kan niet anders dan het zielig vinden. Ziedaar een vooraanstaande en invloedrijke intellectueel; een gezaghebbend historicus die is gespecialiseerd in de recente Belgische geschiedenis, Congo en het Vlaams nationalisme; een cultuurredacteur die schrijft in een van de belangrijkste kranten van het land; een man die door zijn intelligentie en integriteit een machtspositie heeft verworven waarin hij, als hij dat zou willen, mensen kan kraken of maken. Hij mag voor mijn part meedoen aan spelletjes op tv, daar gaat het niet om. Iedereen doet wat hij niet laten kan, zolang hij zijn medemens maar geen nadeel berokkent. Vrijheid-blijheid, nietwaar? Moét kunnen, we zijn erg coulant in die zaken. Rik Torfs zat immers ook in dat spelletje, en die is behalve professor theologie tegenwoordig met zijn rad verwoorde standpunten tevens een gezaghebbend criticus van de katholieke kerk. En met Torfs heb ik geen probleem.
Daar gaat het dus niet over.
Waar het mij hier om te doen is, is dit: vandaag staat er een artikel van Marc Reynebeau in De Standaard. En, zegt Reynebeau zelf in wat je een soort van zelfrechtvaardiging zou kunnen noemen: stel dat ik voor mijn ontspanning zou gaan biljarten, dan zou daar toch geen haan naar kraaien? Neen, daar zou geen haan naar kraaien.
Wat mij intrigeert is dat ongemak, die monkelende gewrongenheid, die Reynebeau er blijkbaar toe beweegt om als serieuze cultuurredacteur in een serieuze krant een zelfrechtvaardiging te schrijven. ’t Was toch even onschuldig als een spelletje biljarten?
Nog afgezien van de vraag of ’s mans autoriteit bij het vellen van ernstige oordelen over de vaderlandse geschiedenis niet wordt aangetast door om de haverklap de paljas uit te hangen op radio en televisie (hetzelfde geldt eventueel voor Torfs bij het vellen van theologische oordelen), constateer ik hier enkel dit: een non-event als de finale van een televisiequiz waarin dan ook toevallig de journalist Marc Reynebeau optreedt als paljas, wordt, en niet alleen in De Standaard, uitvergroot tot een gebeurtenis van nationaal belang. Met als achterliggende redenering uiteraard de kijkcijfers: één miljoen mensen hebben gekeken, dus hééft het nationaal belang. En de journalist Marc Reynebeau neemt er niet alleen aan deel, hij moet er ook nog – monkelend en op zijn stoel van schaamte en ongemak heen en weer schuivend – over rapporteren in zijn serieuze krant. Waardoor zijn gezag als intellectueel natuurlijk een tweede keer wordt aangetast. Want hij schrijft uiteraard niet zoals een intellectueel over die quiz zou horen te schrijven, met kritische distantie, gezonde argwaan en een nuchter oordeel (zoals hier dus gebeurt), maar wel om zijn broodheren te dienen: schrijven over iets wat hoge kijkcijfers genereerde zal wel hoge krantenverkoopcijfers genereren, zo luidt de nauwelijks verholen redenering. Het pijnlijke is natuurlijk dat het laatste restantje intellectueel verantwoordelijkheidsgevoel bij Reynebeau aanleiding geeft tot een zeer goed tussen de regels leesbare gêne. Waarvan akte: er is nog hoop.
Ja, ‘onze postmoderne tijd in al zijn concreetheid’: in Marc Reynebeau's mond klinkt het wel erg cynisch.