maandag 25 oktober 2004

Mijn eigen namen (6)

ABBEVILLE
Sterven onder de kiosk in het park van een bescheiden (bescheten en beschoten) Noord-Frans stadje, afgeknald door een stel losgeslagen Franse soldaten. Geen redenaarstalent of glimmend zwart uniform dat daartegen iets vermocht. De droom van een herenigd rijk van zeventien provinciën voorgoed aan diggelen.
We weten er niet veel met zekerheid over, en talrijk zijn dan ook de websites van fascistische signatuur waar nog steeds oeverloze theorieën worden ontwikkeld over wat dan wel de ware toedracht mag zijn geweest van deze kaakslag aller kaakslagen. Wat er ook van zij: de slachtpartij was zinloos en doelloos. Zoals alle slachtpartijen, welbeschouwd. Een treurige afgang voor het Dietsche denken. In Abbeville, of all places.
De gelynchte leider is echter wel een martelaar geworden: er wordt nog elk jaar een bedevaart naar Abbeville georganiseerd. De oude deelnemers worden steeds ouder, de jonge steeds brosser op de kop. Het flamingantisme van deze lieden kan enkel op mijn misprijzen rekenen.
Over het leed van de vrouwen en kinderen die ook in die kiosk zijn vermoord, weten we niets. Dat tempert de onvoorwaardelijkheid van mijn afkeer; dat maakt van Abbeville een menselijke, dieptreurige plaats.