woensdag 27 juli 2022

notitie 254

TAALKLOOF

Gisteren postte mijn FB-contact Marnix De Keukelaere een korte bespreking van de Zomergasten-aflevering van vorige zondagavond. Zelf keek ik niet, ik was het vergeten. Marnix vond de gast maar matig interessant, en ergerde zich en passant aan de dictie van presentatrice/interviewster Janine Abbring:

‘Janine Abbring is geen slechte of onintelligente interviewster alhoewel haar niet aflatende pogingen om dieper door te dringen in het privéleven van haar gasten me vaak op de zenuwen werkt. Het schabouwelijk en vaak onverstaanbaar dialect dat ze spreekt maakt het me al helemaal onmogelijk om een min of meer objectief oordeel te vellen, moet ik toegeven. Zelfs Engelse namen weet ze met haar platte “au’s” te vermalen tot een letterbrij.’

Dat is wat scherp geformuleerd, misschien, maar kom, het is een Facebookpost en in vergelijking met veel van wat daar te noteren valt, is de toon zeer genuanceerd en beleefd.

Ik onderschrijf Marnix’ mening met een verwijzing naar wat ikzelf twee jaar geleden schreef over een aflevering van Zomergasten met Ilja Leonard Pfeijffer. En ik lichtte daaruit dit citaat:

[D]at is de voornaamste reden waarom ik haar [= Janine Abbring] niet geschikt acht om nu al vier jaar deze erepositie te bekleden: ze is nagenoeg onverstaanbaar. Nu weet ik wel dat het Nederlands zoals het in bepaalde delen van Nederland wordt gesproken heel erg begint te verschillen van het Nederlands dat we hier in het noordelijke deel van België bezigen, maar wat Abbring ervan bakt, is toch wel heel erg particulier. Menige Vlaming zal het bevestigen: als zij aan het woord is, zou een ondertiteling geen overbodige luxe zijn.’

Dat, samen met de uitlating van Marnix, schiet mijn Nederlandse FB-contact Ivo Kievenaar, met wie ik nochtans eerder al eens een prettige uitwisseling had gehad, in het verkeerde keelgat – en daar schrik ik dan weer van. Hij stoort er zich aan dat er opmerkingen worden gemaakt over de ‘tongval’ van Abbring. ‘Er is geen Nederlander die Abbring niet verstaat,’ schrijft hij. Ik vind het dan op mijn beurt eigenaardig dat een Nederlandse zender programma’s maakt in een taal die ook door Belgen wordt gesproken, zonder er evenwel acht op te slaan dat wat er wordt gezegd ook door die Belgen wordt begrepen. Dat probleem van verstaanbaarheid heb ik heus niet met álle Nederlanders op tv: Abbring is wel degelijk een speciaal geval. En ik vind het jammer dat uitgerekend zij een programma presenteert dat ik ook wel graag zou kunnen volgen zonder onbegrip en ergernis.

Bon. Het had daarbij kunnen blijven, maar op zijn eigen tijdlijn gaat Ivo in op het incident. Hij citeert zowel Marnix als mijzelf, en zegt dat zijn klomp breekt. Onder zijn post volgen er – op het ogenblik dat ik dit post – een honderdtal opmerkingen, de meeste van Nederlanders. (Dat, geef ik toe, kan ik enkel opmaken uit de eigennamen, maar dat is een goede indicatie. Marry Zonneveld en Gerrit Brand, om maar – willekeurig – die twee te noemen, zijn onmiskenbaar géén Vlaamse namen.) De opmerkingen maken – niet altijd op een even vriendelijke toon ten aanzien van het gemor uit het verre Vlaanderen – duidelijk dat zowat alle Nederlanders géén problemen hebben met Jeanine Abbrings verstaanbaarheid. Ivo Kievenaar krijgt gelijk, toch alvast aan zijn zijde van de Moerdijk.

Ik kan daar maar één conclusie uit trekken, en die ligt heel dicht bij mijn aanvankelijke intuïtie: Nederlanders en Vlamingen mogen dan al in geschrifte dezelfde taal bezigen, in de manier waarop ze hun gemeenschappelijke taal spreken is een kloof ontstaan – en die kloof wordt steeds breder. Daar is op zich niets mis mee, het ligt zelfs in de lijn der verwachtingen aangezien er nauwelijks nog culturele uitwisseling is tussen Nederland en Vlaanderen. Het problematische is dat men zich daar in Nederland blijkbaar niet of niet voldoende van bewust is. Het zou evenwel goed zijn om er rekening mee te houden. En zeker ook om er niet verwonderd over te zijn, met brekende klompen en al, als iemand op het bestaan van die kloof wijst.