DANIEL EN VAN
Het is niet van mijn gewoonte maar een vriendin had een ticket over en ik dacht, ja, waarom niet toch nog eens een liveconcert proberen? En bovendien: Van Morrison, die had ik nog nooit gezien en die heeft toch ook, net als ikzelf naar verluidt, niet het eeuwige leven. Dus ik naar Gent, naar Gent Jazz, voor Van The Man.
Ik had geen benul van wie er voor hem aantrad op Gent Jazz, ik ging gewoon voor Van.
Het tienkoppige combo was perfect op elkaar ingespeeld, het geluid was uitstekend, de menigte waarmee de festivaltent was volgelopen enthousiast en welwillend. Alleen was er naast het podium geen scherm, zodat wie achteraan stond genoegen moest nemen met een ver uitzicht op wat er zich op het vrij lage en boven de koppen nauwelijks zichtbare podium afspeelde. Niet dat dat veel belang had want eigenlijk gebeurde er niet veel, zodat ik het reikhalzen stilaan afwisselend met een met gebogen hoofd en gesloten ogen aandachtig luisteren. Naar de zeer toonvaste maar door het mummelen niet altijd tekstueel-verstaanbare stem van Van, naar de voortreffelijke bijdragen van de orkestleden (trompetsolootje hier, gitaarsolootje daar, alles mooi om de beurt en met duidelijke routine afgehaspeld – en dan was er weer het hammondorgeltje of de bas), en naar de perfect uitgevoerde songs. Eerst een aantal mij niet bekende nummers – al moet ik zeggen dat ik totaal niet vertrouwd ben met de zijstraatjes en achterkantjes van het repertoire van de norse bard uit Ierland, en vervolgens, tegen het eind van het vijf minuten te vroeg begonnen en iets meer dan anderhalf uur later afsluitende concert, de kleppers: ‘Brown Eyed Girl’, ‘Sundance’ en – uiteraard, dat mocht niet mankeren – ‘Gloria’. Daarmee sloot Van zijn set af. ’t Is te zeggen: hij liet zijn set afsluiten want een kwartier voor de laatste noot werd afgeleverd was hij al met een kil ‘That was it’ in de coulissen verdwenen. Zijn personeel mocht los gaan op een uitgesponnen outtro van ‘Gloria’ en deed dat dan ook, duidelijk bevrijd van het strakke keurslijf – wat eigenlijk meteen het hoogtepunt van het concert opleverde. Veelzeggend: in afwezigheid van de meester zelve.
Om maar te zeggen: ook al is een concert perfect uitgevoerd, als er geen enthousiaste interactie met het publiek is, kun je misschien toch beter naar een filmpje op YouTube kijken, bijvoorbeeld dit. De kwaliteit is even perfect, je ziet nog iets en het is gratis bovendien. Plus, je kunt er bij gaan zitten, wat toch ook niet onbelangrijk is. Dat is dan ook wat ik zelf gisterenavond ook gedaan heb. Na een uurtje of zo verliet ik de tent en nam plaats op een wonderlijkerwijs achtergelaten klapstoeltje, waarop ik het laatste kwart van het optreden op een scherm heb gevolgd. Even goede klank, maar nu wel met het surplus van het visuele. Wat bij mij de onbehaaglijke vraag opriep wat ik daar eigenlijk zat te doen.
Gelukkig was er voor Van Morisson aantrad een optreden geweest van Daniel Lanois – dat ik dus niet eens had zien aankomen. Een zeer aangename verrassing want ik heb veel bewondering voor deze man. Ook voor de leukehoedjesdrager Van The Man hoor, maar zeker ook voor Daniel, die het bij een eenvoudige pet hield. Deze grootheid-achter-maar-ook-voor-de-schermen van de popmuziek van de afgelopen – wat zal het zijn? – dertig jaar, tevens auteur van een aantal mooie soloplaten en songs, onder meer het ingetogen 'The Maker' en het bezwerende, beheerst ontsporende 'For the Beauty of Wynona' en enkele goed in het oor liggende ballads, maakte er samen met onder meer slagwerkster en zangeres Trixie Whitley wél een beklijvend optreden van, met ruimte voor improvisatie, vrije interpretatie en, jawel, een vriendelijk woord voor de duizenden die zich méér mochten voelen dan een bron van inkomsten.