VERHIT
Bij de temperaturen van de voorbije dagen hadden we geen verwarming nodig. Maar mocht dat wél het geval zijn geweest, dan hadden we met de energie die werd verspild aan nodeloze discussies op de sociale media over de hitterecords zeker een eind weg gekund. Jammer dat we nog geen batterijen hebben om de megawatts die vrijkomen bij de polarisatiewrijving op sociale media op te sparen voor de winter.
Want ja, zoals bij zowat elk onderwerp tegenwoordig, waren er ook met betrekking tot de hitte pro’s en cons. Vooral veel cons als u het mij vraagt – maar u vraagt het mij niet. Ik heb mij niet in de discussies gemengd. ’t Was te warm daarvoor, en bovendien was er koers op tv. Maar dit heb ik toch gemeend te kunnen vaststellen. Het was een kwestie van enerzijds en anderzijds – soms lijkt Facebook op het partijbureau van de CD&V.
Enerzijds had je de lieden die het feit van de (bijna) recordtemperatuur – in Engeland was het bijvoorbeeld wél een record, daar werd voor het eerst de 40 graden overschreden – aangrepen om hun overtuiging te staven dat er wel degelijk iets grondig fout aan het lopen is met het klimaat. Ik sta aan die kant, maar vind het weinig relevant om daar nu nog mee af te komen. Als men het nu nog niet begrepen heeft… Maar goed, het kan nooit kwaad natuurlijk om te stellen: ‘Kijk eens hier, die 40 graden, dat is niet iets om blij om te zijn.’ Ik vind overigens 30 graden al meer dan genoeg. En ja, ik herinner mij dat, toen ik jong was, de overschrijding van zelfs die grens van 30 graden als niet wenselijk werd ervaren. In een halve eeuw is de subjectieve aanvaardingslimiet met 10 graden opgeschoven. Ik vind dat nogal spectaculair.
Anderzijds heb je de sussers en blussers. Zij zijn daarom geen klimaatontkenners of zo, althans dat denk ik niet, maar toch luidt het daar dat het allemaal zo’n vaart niet loopt. ‘Kijk naar 1976,’ zeggen ze, ‘toen was het ook warm.’ En ze draaien nog een worstje om op de barbecue en laten alvast voor het aperitief de gekoelde prosecco aanrukken.
Ja, het is waar. In 1976 was het ook warm. Liefst zeventien dagen na elkaar boven de 30 graden, lees ik ergens. Ik was toen veertien en ik herinner het mij nog. Alle weilanden sloegen strogeel uit en in augustus vielen de bladeren uit de bomen.
Maar het werd geen 40 graden in 1976. En het was alleen maar in noordelijk West-Europa zo heet, en nog in twee andere zones op het noordelijk halfrond. Nu kleurt de hele planeet rood, als ik de kaartjes mag geloven die het enerzijdskamp laat zien. En ik geloof die kaartjes. De hitterecords volgen elkaar bovendien jaar na jaar op. Overal in Amerika en Europa staan er bossen in brand, en in Australië gebeurt hetzelfde wanneer het daar zomert terwijl wij hier rond de kerstboom zitten.
Nu goed, ik meng me niet in deze overbodige discussie, die zoals de meeste discussies op Facebook geen zoden aan de dijk brengt. Maar wat me opvalt, is de toon, eens te meer. Die van het anderzijdskamp hebben het meteen over ‘Hou toch op met zeuren’; ‘Zie nu eens, het is een keer warm en dan beginnen ze weer de angst op te poken’. Enzovoort. Het wordt meteen een emotioneel en irrationeel gekissebis, los van feiten en statistieken. Alsof de klimaatwaarschuwers hysterisch kicken op angst, terwijl je de indruk krijgt dat de zonnekloppers van ’76 vooral worden gestoord in hun behaaglijke genieten van deze – in hun ogen – mooie zomerdagen. ‘Laat ons eens rustig van dit mooie weertje genieten.’ Zoiets. Letterlijk citaat van een nochtans verstandige mens: ‘Willen jullie aub stoppen met dat oeverloze gelul over de warmte? Het is zomer, of had je dat nog niet gemerkt? Bende mietjes.’
Ik word daar een beetje triestig van. En ook moedeloos. Er zijn er die het niet wíllen weten. Ik vrees dat er niets aan te doen is. Het is een menselijke reflex, dit willen dansen op de rand van de vulkaan. Men is de onheilstijdingen beu en houdt zich, zolang het nog kan, liever bezig met de korte termijn.