HET EINDE VAN DE NACHT
‘Een loodzwaar gewicht drukte op mij, de geur van de vochtige aarde hing om me heen, de onzichtbare verrotting die alles aantastte, de zwartheid van een nacht zonder einde…’ Zou het kunnen dat Louis-Ferdinand Céline in deze zin uit Joseph Conrads Heart of Darkness (hier in de vertaling van Marc Verreckt, p. 108) de inspiratie vond voor de titel van zijn bekendste werk, Voyage au bout de la nuit?
Dit doet mij eraan denken dat ik het al een tijdje over Céline wilde hebben. Deze vooraanstaande Franse schrijver en notoire antisemiet staat de jongste tijd in de belangstelling. Hoewel de man al geruime tijd het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld, is onlangs nieuw werk van hem opgedoken en gepubliceerd. Dat veroorzaakt enige deining want ja, moeten en mogen we in deze wakkere tijden nog wel aandacht besteden aan iemand die zo grondig fout was?
Mijn mening is – in haar meest beknopte vorm geformuleerd – dat de morele integriteit van de kunstenaar niet relevant is voor de beoordeling van de artistieke kwaliteit van zijn werk. (Ja, eventueel ook *haar* werk, sorry.) Uiteraard speelt biografische kennis mee in de appreciatie, maar *eigenlijk* moeten moraliteit en esthetica uit elkaar worden gehouden. Doe je dat niet, dan mag de halve kunstgeschiedenis op de schop. In álle disciplines. (En het argument dat je hier een onderscheid moet maken tussen talige en niet-talige disciplines, omdat je in de talige nu eenmaal op een eenduidiger manier lucht kunt geven aan verderfelijke opinies, doet, vind ik, niet ter zake. Kunst is kunst en moet aan artistieke maatstaven worden getoetst.)
Ik zit met dit standpunt op één lijn met Marijke Arijs, die vorig weekend in De Standaard hierover een schitterend stuk schreef. ‘We gaan met zevenmijlslaarzen terug naar inquisitoriale tijden,’ stelt Arijs. (Altijd leuk gevonden die naam, voor een recensente die zich toespitst op de Franse letterkunde die, zoals we weten, vooral in Parijs wordt beslecht.) Natùùrlijk moeten wij Céline nog lezen, stelt zij – en daarmee dient zij Harold Polis van antwoord, die enige tijd geleden de omgekeerde stelling verdedigde. Polis wil, omwille van het antisemitisme en racisme van de Franse schrijver, hem eigenlijk nog het liefst van al uit het pantheon der Franse letteren verbannen. ‘Een goede roman heeft niets met moraal te maken,’ vindt daarentegen Marijke Arijs.
Albert Speer was een zeer belangrijke architect. Martin Heidegger was een belangrijke filosoof. Herbert von Karajan was een belangrijke dirigent. Louis-Ferdinand Céline was een belangrijke schrijver. Het lijstje van politiek incorrecte grootheden in alle mogelijke disciplines is al vele malen opgesomd, ik moet dat hier niet overdoen. Of ze in onze tijd aan de bak zouden komen of, integendeel, al niet meteen zouden weggecanceld, is een andere kwestie. Maar hun werk heeft een plaats veroverd in de cultuurgeschiedenis en is daaruit niet meer weg te denken zonder dat je alles op zijn kop zet want zo’n grootheid staat natuurlijk nooit geïsoleerd.
Twee bladzijden verder in het boek van Conrad puur ik uit een passage (110) inspiratie voor deze discussie. Blijkt dat de schurk Kurtz gedichten schrijft. De brutale slavendrijver, handjeskapper, uitperser, überkapitalist en gewetenloze schurk Kurtz is een dichter! Of het goede gedichten zijn, de gedichten die hij schrijft, dat vernemen we niet. ‘De Rus’ zegt dat zijn blik erdoor is verruimd – maar dat is natuurlijk geen garantie. Enfin, eigenlijk is het niet belangrijk. Het gaat erom dat gewetenloosheid en poëtisch vermogen wel degelijk kunnen samengaan. Zelfs de ergste nazibeul zal misschien ’s avonds na de dagtaak zijn kind met slaapliedjes te bed hebben gelegd – en misschien is uit dat kind dan een goede mens gegroeid.
Ten slotte nog een extra argument voor mijn stelling. Niet alle boeken van Céline zijn even goed. Daar kunnen we het over eens zijn – nog ongeacht ieders persoonlijke voorkeur. Maar als dat waar is, op basis van welk criterium trancheer je daarin? Blijkbaar is het dan toch mogelijk om ook van een rabiate antisemiet de geschriften op hun literaire merites te beoordelen?