EMOTIES
Het was me daar wat, in het Jumbokamp, na de tijdrit in Rocamadour. De Tour is gereden, de buit is binnen en hij is groter dan verhoopt, jaren van intensieve arbeid en wetenschappelijke begeleiding-tot-in-de-puntjes zijn succesvol afgerond. Het spook van La Planche des Belles Filles, waar Primoz Roglic twee jaar geleden een gewonnen Ronde toch nog verloor, is verjaagd. De mannen van zestig en zeventig kilogram hebben álles gegeven, ze zijn moe – en ja, dan vloeit er al eens een traantje.
Niets mis daarmee. Ik heb veel sympathie voor die coureurs. Eenvoudige jongens zijn het. Als ze al geen zelfverklaarde boerenzoon zijn zoals Lampaert, dan hebben ze ooit nog wel in de vis gewerkt, zoals winnaar Jonas Vingegaard. Je hebt ook wat minder eenvoudige types – zoals een van de Franse coureurs die filosofie heeft gestudeerd of Lottorenner Florian Vermeersch, die in Lochristi gemeenteraadslid is voor Open Vld, en natuurlijk zit er hier en daar ook nog wel een gewiekste renner in van de oude stempel, of uitgekookte uitbollers als Sagan of Gilbert. Natuurlijk zouden ze allemaal wel aan de spuit hangen mochten er nog middelen circuleren, maar ik geloof graag dat die middelen er – voorlopig toch – niet meer zijn. Het wielrennen is een leuke, attractieve, spectaculaire en bijzonder mooi in beeld gebrachte sport, waarvan het zedelijk gehalte toch een pak hoger ligt dan bijvoorbeeld in het voetbal.
Gisteren vernam ik dat de Jumbo-Vismaploeg,
die in deze Tour zowat alles won wat er te winnen valt, 800.000 euro aan
prijzengeld heeft opgestreken. Dat bedrag wordt verdeeld over de renners, ook
de renners die het einde niet hebben gehaald, de sportdirecteurs, verzorgers, mecaniciens.
Ze zijn daar met een man of tachtig. Dat is dus elk 10.000 euro (al is er
misschien wel een verdeelsleutel). Voor 800.000 euro moet voetballer Kevin De
Bruyne geen twee volle weken werken. Laat staan drie.
Dat de renners moe zijn en dus hun emoties minder onder bedwang kunnen houden, dat vind ik niet erg. Eerlijk gezegd: het doet mij ook emotioneel zijn. Als ik een stoere man die ik sympathiek vind en voor wie ik waardering kan opbrengen zie huilen, krijg ik een krop in mijn keel. Dat is niet eens onaangenaam.
Dat weten ze bij de tv ook – en daar is het mij hier om te doen. Het begint echt wel op te vallen dat de programmasamenstellers voorrang geven aan emoties. Boven feiten desnoods. Tranen en uitbundig gejuich gaan boven een nuchter weergegeven opinie. Een bleitende coureur heeft een hogere mediawaarde dan een saaie stotteraar die enkel de door de communicatiemanager van zijn ploeg voorgekauwde oneliners weet te debiteren. Maar ook dan iemand met een dwarse mening of relevante informatie.
Er is een heiligdom in Rocamadour. Iets met een zwarte madonna. Is dat niet waar het hoofdpersonage van Michel Houellebecqs Soumission in een opwelling naartoe rijdt in de hoop er een religieuze ervaring op te doen, een soort van poging om zich te bekeren tot het katholieke geloof, enigszins à la Huysmans? En die madonna’s, plegen die niet al eens op miraculeuze wijze een traantje te plengen? Hoe het precies in de roman van Houellebecq gaat, ik zou het er nog eens op na moeten slaan, maar feit is dat zijn bekeringspoging in de soep draait. Te uitdrukkelijk toegegeven aan een hang naar sentimentalisme, allicht.