zaterdag 30 juli 2022

notitie 255

NABIJHEID

‘Daar woonde Madeleine Wieme.’ S. wijst naar het grote huis waar nu de loodgieter woont, enkele panden naast het pand waarin ik mijn appartement betrek. S. is mijn buurvrouw. In een vorig leven was ze getrouwd met Johan Sonneville (1941-1995), dé Johan Sonneville die enige tijd een rolletje speelde in het Vlaamse uitgeverswezen. Buren zijn we al zeventien jaar, maar we leerden elkaar pas kennen naar aanleiding van het ladderincident waarover ik hier berichtte.

We drinken iets in Bar Visart, de zomerbar in het Visartpark. S. trakteert. Dat is mijn beloning voor de door mij geboden hulp. We hebben het over si en la, maar dus ook over Madeleine Wieme.

‘Madeleine was het eerste lief van Hugo Claus,’ weet S. ‘Nog voor Elly Overzier dan?’ vraag ik. ‘Jawel, nog voor Elly Overzier.’ ‘Maar toen hij Elly Overzier leerde kennen, was Claus nog erg jong,’ zeg ik terwijl ik aan de foto denk waarop een broekje pronkt naast de jonge schoonheid. Op zijn pullover prijkt een zwart Vlaams leeuwtje. ‘Inderdaad,’ beaamt S. ‘Maar hij was nóg jonger toen hij een relatie had met Madeleine.’

Na mijn rendez-vous met S. in het park sla ik er Georges Wildemeersch’ biografie Hugo Claus. De jonge jaren op na. In het hoofdstuk ‘Eerste liefdes’ lees ik dat Claus ‘Madeleine Wieme (1921-1997)’ leerde kennen ‘in de lente van 1946’. Hij was toen nog maar net (of net geen) zeventien. Madeleine was acht jaar ouder, weduwe en moeder van twee dochtertjes. Haar man was op het einde van de oorlog gesneuveld tijdens de Bevrijding. ‘Zij was een aantrekkelijke brunette,’ schrijft Wildemeersch – en daaraan dankte zij ook haar bijnaam ‘Bruintje’. Zij was aantrekkelijk ondanks het verdriet in de fleur van haar leven, en Claus vertelt dan ook aan Ivan Heylen in een interview voor Panorama: ‘Ze was (…) veeleisend in de liefde; ik had mijn handen vol. Maar het was geen onaangenaam werk en ze hield me in leven.’

De relatie verliep stormachtig. Er was het leeftijdsverschil en het verschil in levenservaring, maar er was ook een klasseverschil. Hugo vond Madeleine te burgerlijk. Ze kregen ruzie, ‘waarbij zij aan de deur werd gezet’.

Madeleine kreeg in de gedichten waaraan Hugo in die tijd werkte nauwelijks een plaats. Hij besefte het en beloofde haar eerherstel: hij zou ‘voor haar een volgende bundel (...) schrijven, waar [hij zich] eerlijker en onmiddellijker tot haar zal wenden’ – maar het kwam er niet van want Elly Overzier kruiste zijn pad. Het viel Hugo nog even moeilijk te kiezen tussen ‘een getrouwde bruine, of een / blonde maagdelijke vrouw’, zoals te lezen staat in een van zijn ‘vroegste manuscripten’.

Bruintje zag Hugo nog één keer terug: op het Bal du Rat Mort in het casino van Oostende, editie 1949. Claus trad daar aan als bruine pater. Madeleine schreef in haar programmaboekje van die avond, dat ze als souvenir zou bewaren: ‘Quand se meurt notre beau rêve…’

De naam Madeleine Wieme wordt in Wildemeersch’ boek nog een paar keer genoemd, maar substantieel is haar bijdrage tot het leven van de gevierde schrijver niet meer. Zij verdwijnt in de coulissen van de Vlaamse letterkunde, terwijl hij in Parijs en Italië grote sier maakt in het zog van zijn eclatante en ravissante actrice.

Een glorieuze doortocht van mijn buurvrouw-avant-la-lettre in Claus’ biografie kun je het bezwaarlijk noemen. Madeleine krijgt, aldus Wildemeersch, nog een bijrolletje in Het verdriet van België, en wel op bladzijde 666, waar de jonge Louis afknapt op de door het zogen van een kind afgeplatte borsten van de naar Madeleine gemodelleerde Michèle. Dezelfde fysieke onvolkomenheid komt ook aan bod in Een zachte vernieling, waarin Madeleine Iris heet. Nu worden haar borsten met ‘punaises’ vergeleken.

Uit het biografisch materiaal dat ik doorneem na mijn ontmoeting met S. in het park maak ik op dat Hugo Claus wellicht nooit hier is geweest aangezien zijn relatie met Madeleine zich wellicht – zo maak ik toch op uit het boek van Georges Wildemeersch – in Sint-Martens-Leerne heeft afgespeeld. Of in Oostende, of in allebei die plaatsen, maar niet in Brugge. Dat neemt niet weg dat die vrouw, 25-jarige weduwe en moeder van twee kinderen, hier, in dat huis, dáár, een zekere tijd van haar leven heeft doorgebracht. Het is toch een soort van nabijheid. 

 


 

Georges Wildemeersch, Hugo Claus. De jonge jaren (2015)