1.1.1. Johanna Kint, Expo58 als belichaming van het humanistisch modernisme →
Het naïeve vooruitgangsgeloof zoals dat op Expo 58 in tal
van tentoongestelde objecten aanwezig was en door die voorwerpen nog werd
aangewakkerd, doet denken aan de postbode die in Jour de Fête bewonderend opkijkt naar de technologische voorsprong
van de Amerikaanse posterijen, aan de duidelijk op Le Corbusier (zeer aanwezig
in Brussel) geënte architectuurgekkigheid van Mon Oncle en aan de vooruitgangskritiek in PlayTime en Trafic.
→ 1.1.1.4. Ann Meskens, Jacques
Tati. Een kwestie van kijken (2010)
Dit is een bijzonder boek. En ook een heel erg mooi boek. Het
is niet het verhaal van de regisseur Jacques Tati en evenmin van Tatifiele of
Tatifan Ann Meskens, neen, het is het eigenzinnig geschreven verhaal van en
over de passie van laatst- voor eerstgenoemde. Zeer liefdevol onderzoekt
Meskens haar aanhankelijkheid, en ze doet dat aan de hand van de voornaamste
films van de Franse regisseur. (‘Van Russische komaf, wordt daar dan vaak aan
toegevoegd, maar eigenlijk kon Jacques Tatischeff nauwelijks Franser zijn dan
hij was: los in de heupen, met oog voor detail én uitzondering (punctum versus studium, voor de kenners), schijnbaar slordig maar o zo grondig in
de slordigheid, aandacht voor de vorm/het formele/de formaliteiten, baan- en
beenbrekend – alhoewel, Tati’s humor was misschien wel gebaseerd op het effect
dat de struikeling genereert, maar toch in beheerste mate; hij bracht geen
slapstick, hij was subtieler, zijn gags waren de vrucht van nauwgezette
observatie en imitatie, ritmisch, muzikaal, zintuigen-prikkelend, ja, poëtisch,
al is dat laatste adjectief een dooddoener van jewelste. (Dit is wel een lange
parenthese.))
Meskens vertelt van haar liefde voor Jacques Tati, maar ze
is slim genoeg om bescheiden op het achterplan te blijven. Ze analyseert de
films en hoe ze tot stand zijn gekomen, zonder al te veel van de plots – of is
het plotten? – prijs te geven. Ze
vestigt de aandacht op waar Tati aandacht voor had. Voor geluid, bijvoorbeeld. Eigenlijk
zoekt Meskens naar gemene delers, naar wat typisch Tati is. Zijn uniciteit.
Zijn onnavolgbaarheid. Ze probeert zijn humor te begrijpen. Ze onderzoekt zijn –
jawel! – filosofische relevantie. Ze laat
met dat doel voor ogen herhaaldelijk opdraven: Thales van Milete (ja, de
filosoof die over een steen struikelde wijl hij over het zijn aan het denken
was), Diogenes, Montaigne (parce que c’était
lui, parce que c’était moi – ofte de volstrekte onverklaarbaarheid van een
passie, tenzij in het samenkomen van juist die twee zielen), Nietzsche en
Musil. Ze ziet in het werk van Tati een pleidooi voor eigenzinnigheid en
vrijheid binnen de steeds verder oprukkende eisen van de samenleving – die ook
in Tati’s tijd begon op te houden een samenleving te zijn, dat merk je
duidelijk aan hoe hij (Tati) haar (de samenleving) portretteert: teder maar
toch kritisch, met een nooit venijnige maar toch wel spottende blik. Het doorgedreven,
uit Amerika in die Expo-jaren overwaaiende nutsdenken moet het ontgelden, maar
zeker ook de kleinburgerlijkheid van de welstellende fransoos (die nochtans,
als gedoodverfde levensgenieter en babbelaar en in de geschiedenis gewortelde
Europeaan, beter zou moeten weten). Die kleinburgerlijkheid zou je in het
tatiëske universum kunnen definiëren als: het onvermogen om zich aan het opgelegde
consumentenconformisme te onttrekken en bijgevolg ook aan de inherente
belachelijkheid van de manier waarop dat eerste onvermogen wordt ingedekt. De
non-conformist Monsieur Hulot tekent zichzelf uitermate scherp tégen dat rechthoekige
en glanzend-conformerende wereldje af: hij lijkt
de kluns met zijn dansende pas, zijn lange jas, zijn pijpje-hoedje, zijn neus
in de lucht, zijn minzaam gemompel – maar in werkelijkheid komt hij er, samen
met de kinderen en de dieren en zelfs de dingen (daar wijst Meskens met zeer
veel nadruk op, en zeer terecht!), nog als beste uit. Zij het dat hij au fond een eenzaam, geïsoleerd en tot
echte communicatie nauwelijks in staat zijnd individu blijft. Je voelt de
sympathie van Ann Meskens voor het personage Hulot en diens schepper – ze
vallen niet helemaal maar toch minstens een beetje samen, getuige de manier
waarop Tatischeff-als-Tatischeff zelf door het leven banjerde en alvast
zakelijk zichzelf zwaar in de vernieling reed.
Het mooie van Meskens’ boek is dat ze ruimte laat voor het
onderzoeken, het aftasten, het vermoeden en bevroeden. Ze heeft geen
kant-en-klare waarheden over Tati, en ze maakt de onvolkomenheid van haar
zoektocht tot een van haar thema’s. Wat dat betreft is het voor mij relevant
dat ze – trots en dankbaar – uitkomt voor haar filosofische vorming, die ze genoot
aan hetzelfde Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven waar ik een paar jaar
vóór haar, maar bij dezelfde proffen, de mosterd heb gehaald. Daardoor allicht
dat ik haar discours zo goed begrijp. Of moet ik zeggen: aanvoel.
En dan zijn er de films van Tati, natuurlijk. Mijn voorkeur
gaat uit naar Jour de Fête – te lang
geleden gezien om er nu iets zinnigs over te zeggen – en misschien nog meer
naar Les Vacances de Monsieur Hulot (1953).
Dat is echt een meesterlijke stijloefening, een grensverleggende filmtaal wordt
er ontwikkeld. Maar daarna begin ik Tati vermoeiend te vinden. Hij heeft te
veel tijd nodig om zijn pointes te
maken, en in zekere zin ook te veel materiaal. Het leidt nog wel tot geslaagde
gags, maar de eenheid gaat verloren. Zo bekeken is Tatischeffs zakelijke ondergang
beslist tragisch te noemen. Hij liet voor wat zijn magnum opus moest worden, PlayTime, een hele decorstad bouwen,
maar scheurde daar zodanig zijn broek aan dat hij die klap nooit te boven kwam.
In het begin van zijn carrière was Jacques Tati met zijn
volstrekt eigen stem zijn tijd vooruit. Maar de tijd was Tati te vlug af,
waardoor hij op het laatste achterop hinkte – en het scheelde eigenlijk niet
veel (al zijn materiaal was als gevolg van zijn faillissement in beslag genomen
en gedurende enkele jaren volstrekt ontoegankelijk) of hij was in de plooien
van de tijd verdwenen. Ann Meskens heeft in elk geval alles gedaan wat in haar
mogelijkheden lag om hem daaruit te helpen redden. En nu, mede door haar
inspanningen en die van vele anderen, blijkt Tati opnieuw de profeet die hij
ooit was.
Volg alle teksten van het project 'laatste rechte lijn': hier