woensdag 23 augustus 2017

laatste rechte lijn 10




Het naïeve vooruitgangsgeloof zoals dat op Expo 58 in tal van tentoongestelde objecten aanwezig was en door die voorwerpen nog werd aangewakkerd, doet denken aan de postbode die in Jour de Fête bewonderend opkijkt naar de technologische voorsprong van de Amerikaanse posterijen, aan de duidelijk op Le Corbusier (zeer aanwezig in Brussel) geënte architectuurgekkigheid van Mon Oncle en aan de vooruitgangskritiek in PlayTime en Trafic.

→ 1.1.1.4. Ann Meskens, Jacques Tati. Een kwestie van kijken (2010)

Dit is een bijzonder boek. En ook een heel erg mooi boek. Het is niet het verhaal van de regisseur Jacques Tati en evenmin van Tatifiele of Tatifan Ann Meskens, neen, het is het eigenzinnig geschreven verhaal van en over de passie van laatst- voor eerstgenoemde. Zeer liefdevol onderzoekt Meskens haar aanhankelijkheid, en ze doet dat aan de hand van de voornaamste films van de Franse regisseur. (‘Van Russische komaf, wordt daar dan vaak aan toegevoegd, maar eigenlijk kon Jacques Tatischeff nauwelijks Franser zijn dan hij was: los in de heupen, met oog voor detail én uitzondering (punctum versus studium, voor de kenners), schijnbaar slordig maar o zo grondig in de slordigheid, aandacht voor de vorm/het formele/de formaliteiten, baan- en beenbrekend – alhoewel, Tati’s humor was misschien wel gebaseerd op het effect dat de struikeling genereert, maar toch in beheerste mate; hij bracht geen slapstick, hij was subtieler, zijn gags waren de vrucht van nauwgezette observatie en imitatie, ritmisch, muzikaal, zintuigen-prikkelend, ja, poëtisch, al is dat laatste adjectief een dooddoener van jewelste. (Dit is wel een lange parenthese.))

Meskens vertelt van haar liefde voor Jacques Tati, maar ze is slim genoeg om bescheiden op het achterplan te blijven. Ze analyseert de films en hoe ze tot stand zijn gekomen, zonder al te veel van de plots – of is het plotten? – prijs te geven. Ze vestigt de aandacht op waar Tati aandacht voor had. Voor geluid, bijvoorbeeld. Eigenlijk zoekt Meskens naar gemene delers, naar wat typisch Tati is. Zijn uniciteit. Zijn onnavolgbaarheid. Ze probeert zijn humor te begrijpen. Ze onderzoekt zijn – jawel! – filosofische relevantie. Ze laat met dat doel voor ogen herhaaldelijk opdraven: Thales van Milete (ja, de filosoof die over een steen struikelde wijl hij over het zijn aan het denken was), Diogenes, Montaigne (parce que c’était lui, parce que c’était moi – ofte de volstrekte onverklaarbaarheid van een passie, tenzij in het samenkomen van juist die twee zielen), Nietzsche en Musil. Ze ziet in het werk van Tati een pleidooi voor eigenzinnigheid en vrijheid binnen de steeds verder oprukkende eisen van de samenleving – die ook in Tati’s tijd begon op te houden een samenleving te zijn, dat merk je duidelijk aan hoe hij (Tati) haar (de samenleving) portretteert: teder maar toch kritisch, met een nooit venijnige maar toch wel spottende blik. Het doorgedreven, uit Amerika in die Expo-jaren overwaaiende nutsdenken moet het ontgelden, maar zeker ook de kleinburgerlijkheid van de welstellende fransoos (die nochtans, als gedoodverfde levensgenieter en babbelaar en in de geschiedenis gewortelde Europeaan, beter zou moeten weten). Die kleinburgerlijkheid zou je in het tatiëske universum kunnen definiëren als: het onvermogen om zich aan het opgelegde consumentenconformisme te onttrekken en bijgevolg ook aan de inherente belachelijkheid van de manier waarop dat eerste onvermogen wordt ingedekt. De non-conformist Monsieur Hulot tekent zichzelf uitermate scherp tégen dat rechthoekige en glanzend-conformerende wereldje af: hij lijkt de kluns met zijn dansende pas, zijn lange jas, zijn pijpje-hoedje, zijn neus in de lucht, zijn minzaam gemompel – maar in werkelijkheid komt hij er, samen met de kinderen en de dieren en zelfs de dingen (daar wijst Meskens met zeer veel nadruk op, en zeer terecht!), nog als beste uit. Zij het dat hij au fond een eenzaam, geïsoleerd en tot echte communicatie nauwelijks in staat zijnd individu blijft. Je voelt de sympathie van Ann Meskens voor het personage Hulot en diens schepper – ze vallen niet helemaal maar toch minstens een beetje samen, getuige de manier waarop Tatischeff-als-Tatischeff zelf door het leven banjerde en alvast zakelijk zichzelf zwaar in de vernieling reed.




Het mooie van Meskens’ boek is dat ze ruimte laat voor het onderzoeken, het aftasten, het vermoeden en bevroeden. Ze heeft geen kant-en-klare waarheden over Tati, en ze maakt de onvolkomenheid van haar zoektocht tot een van haar thema’s. Wat dat betreft is het voor mij relevant dat ze – trots en dankbaar – uitkomt voor haar filosofische vorming, die ze genoot aan hetzelfde Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven waar ik een paar jaar vóór haar, maar bij dezelfde proffen, de mosterd heb gehaald. Daardoor allicht dat ik haar discours zo goed begrijp. Of moet ik zeggen: aanvoel.

En dan zijn er de films van Tati, natuurlijk. Mijn voorkeur gaat uit naar Jour de Fête – te lang geleden gezien om er nu iets zinnigs over te zeggen – en misschien nog meer naar Les Vacances de Monsieur Hulot (1953). Dat is echt een meesterlijke stijloefening, een grensverleggende filmtaal wordt er ontwikkeld. Maar daarna begin ik Tati vermoeiend te vinden. Hij heeft te veel tijd nodig om zijn pointes te maken, en in zekere zin ook te veel materiaal. Het leidt nog wel tot geslaagde gags, maar de eenheid gaat verloren. Zo bekeken is Tatischeffs zakelijke ondergang beslist tragisch te noemen. Hij liet voor wat zijn magnum opus moest worden, PlayTime, een hele decorstad bouwen, maar scheurde daar zodanig zijn broek aan dat hij die klap nooit te boven kwam.

In het begin van zijn carrière was Jacques Tati met zijn volstrekt eigen stem zijn tijd vooruit. Maar de tijd was Tati te vlug af, waardoor hij op het laatste achterop hinkte – en het scheelde eigenlijk niet veel (al zijn materiaal was als gevolg van zijn faillissement in beslag genomen en gedurende enkele jaren volstrekt ontoegankelijk) of hij was in de plooien van de tijd verdwenen. Ann Meskens heeft in elk geval alles gedaan wat in haar mogelijkheden lag om hem daaruit te helpen redden. En nu, mede door haar inspanningen en die van vele anderen, blijkt Tati opnieuw de profeet die hij ooit was.




Volg alle teksten van het project 'laatste rechte lijn': hier