Het mooiste
moment van deze 7de augustus 2017, de twaalfde dag van mijn reis naar
Frankrijk, was toen ik vanmorgen op de fiets volop kon genieten van het
strijklicht – ik was al om kwart over acht vertrokken voor een rit die kort
moest zijn want ik had beloofd mijn kamer ten laatste om elf uur te verlaten – en
mijn bell moest ringen voor vier dames die over de volle breedte
van de weg – dat kan hier want er is op die kleine baantjes geen verkeer, maar
dat zei ik al – naar het dorp stapten waar ze, denk ik dan maar, een bakker
wisten. Ze gingen vlot aan de kant en moesten lachen toen ik hun in het
voorbijrijden een ironisch-strenge Dégagez-vous! toeriep. Die vier naar
de bakker stappende dames deden me denken aan de aankondiging die ik ‘s morgen
tijdens Télé Matin op Antenne 2 had gezien voor een nieuw programma dat Ça
commence aujourd’hui gaat heten en dat zich – zo bleek toch uit de trailer –
met allerlei feminiene problemen en exclusiviteiten op vrouwen zal richten. Die
ene man die in het proefpubliek zat, was duidelijk een excuustruus. Ça
commence aujourd’hui, dat is wel een titel die blijft nazinderen. Zeker
omdat ik eigenlijk vaker het gevoel heb, al naargelang de wind staat, dat alles
al in grote mate voorbij is, of dat
het integendeel nog moet beginnen, maar dat het, in dat geval, nog niet meteen
voor vandaag zal zijn. De titel van het vrouwenprogramma straalt naar mijn
smaak iets wanhopigs uit, al zal dat wellicht niet de bedoeling zijn. Maar
goed, het feit alleen dat er zoiets als een typisch vrouwenprogramma wordt
gemaakt, bevestigt nog maar eens het fundamentele verschil dat de seksen
scheidt en het leven spannend maakt. Het is in elk geval een verschil dat mij
danig bezighoudt, zeker als alleen reizende vrijgezel die met de dag gevoeliger
wordt voor vrouwelijke aanwezigheden. Zo viel het mij op in mijn hotel in Craon,
waar ik drie avonden en nachten en ochtenden verbleef, dat het vrouwelijke personeel
steeds vriendelijk was, wat ik van de twee mannen die mij zaterdagavond mijn
eten voorzetten niet kon zeggen. Een van hen had voortdurend een spottende trek
om de mond, en mompelde de geijkte formules met een giftige vormelijkheid: bonne
continuation, ça a été?, monsieur désire encore un café?, enzovoort. Ik
vond het hoogst onaangenaam en het scheelde niet veel of ik had er mijn beklag
over gemaakt. Maar ik deed het maar niet want ik kon daarmee alleen maar in
mijn eigen rapen schieten, zo leek mij.
Het verschil
tussen man en vrouw is zeker ook een onderwerp dat Bob den Uyl boeit en
bezighoudt, dat blijkt ten overvloede uit een compilatie uit zijn werk, Er
kon niets verkeerd gaan, dat ik de afgelopen week heb gelezen en waarvan ik,
met groot genoegen, hier de bijzondere stijl probeer te imiteren: ondanks het
grote aantal uitweidingen en tussen-haakjes belemmeren de lange zinnen geenszins
een vlotte lectuur. Het heel bijzondere is dat er af en toe zinnen bij zitten
waarin je wél naar het gedeelte vóór de parenthese moet teruggrijpen – waarbij ik
me niet van de indruk kan ontdoen dat de schrijver deze struikelstenen met
opzet in zijn betoog heeft achtergelaten, alsof hij er genoegen in schepte om
zijn lezer een hak te zetten. Bob den Uyl ten andere spreekt, zo verzekerde mij
een vriendin die het boek in een leesclub had besproken, vooral een mannelijk
publiek aan en dat verwondert mij niets. Zijn humor is echt van het type dat
vooral of zelfs uitsluitend mannen aanspreekt. Maar hoe valt dat te verklaren?
Misschien moet ik een voorbeeld geven.
Hoe het komt,
daar moeten we Bobs Rotterdamse oorlogsherinneringen maar eens op naslaan, maar
vaak spelen Duiters een belangrijke rol in Den Uyls humor. Zoals die keer dat
hij een weekje mag doorbrengen in een Duits kuuroord, met het oog op het
schrijven van een reportage. Hoe hij het ervan afbrengt, moet u zelf maar eens
nalezen, maar het zal niet verbazen dat de drinkhal, waar het geneeskrachtige
water in plastic bekertjes kan worden betrokken en genuttigd, hierin een
belangrijke rol speelt. ‘Dit water kon,’ zo herinnert Bob den Uyl zich te
hebben gelezen in een brochure, ‘een zo groot aantal kwalen genezen dat het
eigenlijk een wonder was dat al die kwalen nog bestonden.’ Dat is op zich al
best grappig, natuurlijk, maar het blijft daar uiteraard niet bij. In de
drinkhal staat een apparaat waaruit, mits invoeging van ‘tien penningen’, zo’n
plastic bekertje tevoorschijn komt. ‘[E]r stond een man bij opgesteld die na
elk ingeworpen dubbeltje het kennelijk niet goed werkende apparaat een
deskundige klap gaf op een speciale plek, waarna het bekertje feilloos te
voorschijn kwam.’ Dat zet Den Uyl aan het denken – dat kan hij heel goed,
schijnbaar onproblematische situaties tot onvanzelfsprekendheid uiteenrafelen: ‘Het
wezen van de automaat werd hier op grove wijze geweld aangedaan.’ Want,
inderdaad, als een man ernaast het ding telkens een klap moet toedienen, is het
geen automaat meer. Waarop Bob de man te snel af is en zelf ‘een stevige tik op
de bewuste plek’ geeft. ‘Het bekertje plopte eruit en glimlachend keek ik de
man aan, in de mening dat hij mijn slimheid zou waarderen.’ Het vervolg is
hilarisch.
Kijk, dat vind
ik nu eens echte humor. Smaken vooral mannen dergelijke moppen? Ach, het doet
er wat mij betreft niet zo toe. Ik vind het leuk en dat is voor mij ruim
voldoende. Ik wens het alle vrouwen toe dat zij hier even hartelijk om kunnen
lachen. Dat heb ik bij de lectuur van Er kon niets verkeerd gaan in elk
geval een paar keer moeten doen, en dat was lang geleden. Ik bedoel bij het
lezen van een boek, niet in het algemeen.