Het mooiste moment van deze 3de augustus 2017,
de achtste dag van mijn reis naar Frankrijk, was toen ik, net voor de bakkerij
er dicht ging voor de middagpauze, in Lannilis aankwam en er dus nog op de
valreep een tartelette aux abricots en een orangina kon kopen,
wat ik toch wel van doen had om de hete honger (fringale) vóór te
blijven – de terugrit naar Plougonvelin zou tegen de wind in niet veel
lokaliteiten aandoen die op de kaart groot genoeg leken om een boulangerie te
bevatten, of het zou St-Renan moeten zijn, maar als ik nu mijn suikers niet
bijtijds zou bijvullen, zou ik er tegen dan zeker tekortkomen. En bovendien
moet je in Frankrijk altijd rekening houden met een langdurige middagpauze bij
de middenstand. Ik vond een plekje om te zitten bij het kerkportaal, waar door
de open deur orgelklanken naar buiten woeien. Ik plaatste mijn pas geopende
blikje limonade op een richel in het portaal, ten einde eens een kijkje in de
kerk te nemen – de buitenkant van het blikje was omgekeerd bedrukt, de reclamejongens
van het bedrijf hadden de volgende slogan bedacht (ik vertaal en parafraseer
vrij): ‘na veertig jaar onvoldoende geschud te zijn, bieden wij u dit
jubileumblikje op deze manier aan, opdat u het zou schudden en dat de volgende
veertig jaar niet zou vergeten te doen’). Ik vond dat wel origineel. Ik stapte
dus naar binnen zonder blikje. Doordat, na het lange zitten op mijn smalle
koersfietszadel, de bloeddoorstroming in mijn schaamstreek zich opnieuw op
volle kracht kon voltrekken, kreeg ik een halve jeweetwel, die ik zedig bedekte
met mijn koerspetje, dat ik trouwens toch diende af te nemen aangezien mannen,
ook als ze vrijzinnig zijn, het hoofd moeten ontbloten bij het betreden van een
gebedshuis. En zo ving ik twee vliegen in één klap. De organist gaf van jetje,
dat moet gezegd. Het was alsof hij losgelaten, of losgeslagen, was. De pijpen
zogen lucht en brachten gorgelende geluiden voort. Ik vluchtte snel naar
buiten. Aan de overkant van de straat zag ik hoe een jongeman op een redelijk
zwaar bepakte trekfiets voor de bakker parkeerde: ook voor hem was het middag.
Ik herkende iets van mezelf in hem – drie jaar geleden reisde ik met een
trekfiets Frankrijk rond – en stapte daarom naar de overkant om een praatje te
maken. Collega’s onder elkaar, als het ware. De jongeman was van Rennes en reed
in zijn eentje zijn Bretagne rond. Ik vertelde hem van mijn exploot, maar
misschien was dat wat intimiderend want het nauwelijks gestarte gesprekje bleek
daarmee al meteen platgeslagen. We wisselden nog wat smalltalk over de penibele
weersomstandigheden van gisteren uit, ik wenste hem goed geluk op zijn rondrit,
en dat was dat. De volgende keer, als die er komt, moet ik de mensen meer in
hun eer laten en enkel als zij daar om vragen met mijn palmares op de proppen
komen! Ik wrong het omgekeerde oranginablikje uit, deponeerde het in de
vuilnisbak die ik aantrof tegen de kerkmuur, en nam weer plaats op mijn strakke
zadel voor het vervolg van mijn rit, die mij onder meer nog naar de Baie des
Anges, Bourg-Blanc, Milizac en St. Renan zou voeren.