vrijdag 25 augustus 2017

de zomer van 2017 - 19



Het mooiste moment van deze 6de augustus 2017, de elfde dag van mijn reis naar Frankrijk, was toen bij het naderen van Château-Gauthier plots – ik gun mijn exegeten de vreugde die gepaard gaat met het ontwarren van deze associatie – mijn inwendige jukebox Somebody That I Used To Know begon te spelen, inclusief de spectaculaire falsetstembuigingen van de Australische zanger met – zoals onze Vlaams-nationale zender niet ophield te benadrukken toen het liedje een hit was – Vláámse roots. Ondertussen kon mijn geestelijk oog ook de video bekijken, die – God weet hoe dat allemaal mogelijk is – werd geprojecteerd op een inwendig scherm. Heel duidelijk was te zien hoe de zanger, al zingend, door beschildering van het naakte bovenlijf volledig in het decor verzonk. Dat verzinken is schijnbaar grondig gebeurd, want na het succesliedje heb ik van de man niets meer vernomen.


Deze gril van mijn hersenjukebox bracht mij terug naar het ontbijt in het hotel – want daar en toen was het dat de wurm zich via de ether in mijn oor had genesteld. Ik zat er alleen aan mijn tafeltje – uiteraard, want er had zich de avond voordien geen eenzame handelsreizigster aan mijn tafel geïnstalleerd – en onderging gelaten de behandeling die een solitaire man in hotels niet anders kan dan zich laten welgevallen: op het norse af strikt tot een minimale beleefdheid beperkt, om niet te zeggen op het onbeschofte af onbehouwen. Verliefde koppeltjes die elkaar tussen de gangen door bij de hand vasthouden en stamgasten worden met alle egards behandeld, gezinnen daarentegen waar de kilte al is ingetreden, al dan niet vergezeld door lastige kinderen, kunnen op een aan die kilte beantwoordende kille behandeling rekenen waar ze niet tegen durven op te komen omdat ze heel goed beseffen dat ze de sfeer in het etablissement in ongunstige zin beïnvloeden en dus in zekere zin zeer terecht gestraft worden. Maar als man alleen moet je ook niet al te veel kapsones hebben, heb ik de indruk. Alsof je al blij mag zijn dat je met elementair fatsoen wordt bejegend. Maar goed, vanmorgen zat ik daar dus nog maar net, toen de uiteenlopende leden van eenzelfde familie een na kwamen binnengedruppeld. Toen iedereen zijn positie had ingenomen en ik alle deelnemers aan het familieontbijt uiteindelijk had geteld en de verschillende leeftijden had geschat, kwam ik tot de conclusie dat hier vier generaties verenigd waren: een Jean Gabin-achtige stamvader van een jaar of 85, die nog opvallend fris en met een kop nog vol wit haar de rest zijner dagen tegemoet trad; zijn dochter van over de 60, verwelkend en uitdijend en eenzaam; en dan een drietal opvallend fraaigebouwde vrouwen van rond de 35-40, vergezeld van evenveel mannen, waarvan er twee een embonpoint voor zich uitdroegen. En dan was er nog het gebroed. Het viel niet uit te maken wie eigen bloed was en wie niet, maar ik denk toch dat Jean Gabin zich vooral in vrouwelijke zin had voortgeplant. De jongelui, allemaal onder de tien, waren van beiderlei kunne en hielden zich merkwaardig gedeisd. Deze kinderen hadden zich bij de begroeting opvallend lief opgesteld ten aanzien van hun overgrootvader. Een voor een waren ze hem rond de nek gevallen. De reden hiervoor kon ik opmaken uit wat ik telkens hoorde herhalen in de vorm van een wens: het was vandaag zijn verjaardag. De man beantwoordde de omhelzingen en kussen met zichtbaar genoegen, zich ongetwijfeld afvragend of ze hier volgend jaar nog eens op deze manier zouden samenkomen – maar dat zal wel, ik kan mij niet voorstellen dat zo’n patente kerel er niet nog een jaartje zou bijdoen, al weet je het natuurlijk nooit, het kan rap gaan. Met eentje, een jongen, bleef hij bezig toen het kind hem al had losgelaten en naar zijn croissant snelde. De volgende, een meisje, was al rond ‘s mans nek gaan hangen en kreeg door het nog niet afgeronde gesprekje met haar voorganger niet de verhoopte belangstelling. 

Het was een vrolijke en vreugdevolle bedoening. Allen deden zich te goed aan de croissant en het oud brood die hier, met de obligate voorverpakte porties boter en jam, als ontbijt worden geserveerd – alleen de ouwe at niet, hij had voldoende aan een petit café en een filterloze Gauloise waarvoor hij zich afzonderde op het terras. Hij was op mijn reis een van de eerste mensen die ik zag roken. En ja, net toen ik begon te denken aan hoe onwaarschijnlijk het stilaan werd dat ik ooit in zo’n rol zou kunnen aantreden, met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen in een vreugdevol samenzijn, weerklonk uit de computershuffle achter de bar dat lied Somebody That I Used To Know – waarmee de hele associatieketen aan elkaar werd gelijmd. Ik smeerde nog op het laatste sneetje brood – geroosterd en dus niet deze ochtend heel vroeg knispervers uit een oven gerold – de rest van een ongedefinieerde en enkel door de informatie op het schuitje als pruimenjam te identificeren brij uit, verorberde deze hap, leegde mijn glas fris appelsap, naar verluidt hier ergens in de streek artisanaal bereid, en verliet onopgemerkt de gelagzaal om mij klaar te maken voor alweer een lange fietsrit, een die mij vandaag naar Laval en Château-Gauthier zou voeren.