Het mooiste
moment van deze 9de augustus 2017, de veertiende dag van mijn reis naar
Frankrijk, was toen ik op de terugweg van Oradour-sur-Glane even stopte
om de werkelijk imposante wolkenformaties eens van dichterbij te bekijken. Het
massief dat zich in de noordelijke
hemelhelft oprichtte, droeg een kleine regenboog bij zich, een
privé-regenboogje, ik had zoiets nooit eerder gezien. Het was al de hele dag
nogal spectaculair weer. Een derde van mijn ochtendfietsrit, toch weer negentig
kilometer, had ik in de regen moeten afleggen, en ook daarna bleef het
uitkijken voor buien. Toen ik op mijn bed in mijn hotelkamer lag uit te rusten,
begon de buurman, of een van de buurmannen, met een mechanische snoeishaar uit
te halen naar de haag die het hotelperceel van het zijne scheidt. Daarom
besloot ik erop uit te trekken, en aangezien ik van plan was Oradour-sur-Glane
aan te doen op weg naar de Cantal, een programmaonderdeel dat ik inmiddels
schrapte want ik begin er stilaan genoeg van te krijgen, maakte ik er dan maar
een namiddaguitstap van, ook al ligt Oradour bijna honderd kilometer uit de
buurt.
De rit van
Ruffec naar Oradour en terug verliep zo vlot als maar kan. Ik kon nog maar eens
verbaasd genieten van de kwaliteit van de routes nationales alhier:
slechts twee vakken breed maar perfect in elke bocht en als er niet veel
verkeer op zit, schuif je toch al gauw, met inachtneming van alle
verkeersregels, ook deze die je vanaf een gemeentebord tot aan datzelfde
gemeentebord-met-een-streep-erdoor verplichten om niet harder dan vijftig te
gaan, gemiddeld een kilometer of zeventig, tachtig op per uur. Probeer dat in
België op onze gewestwegen maar eens te evenaren. Maar goed, de verplaatsing op
zich was een genoegen – gelukkig maar want het bezoek aan Oradour draaide uit
op een teleurstelling.
Het was de
derde keer dat ik er kwam. Of neen, de vierde keer. De allereerste keer – dat
moet in 1988 zijn geweest of daaromtrent – was er nog geen bezoekerscentrum. Je
moest le village martyr betreden via een poort, met onmiddellijk rechts een
huisje waar je een toegangsticket kon aanschaffen. Nu is er echter dat bezoekerscentrum.
Het is nog een erfenis van Mitterand, die behalve verzetstrijder ook een tijdje
collaborateur was geweest en dus nog iets goed te maken had. Jammer genoeg
heeft zijn bezoekerscentrum, hoe didactisch verantwoord het ook moge zijn, het
karakter van de hele site veranderd. Zoals zovele andere plekken is ook Oradour
stilaan aan het bezwijken onder de bezoekersstromen, en dat deze bezoekers zich
niet altijd respectvol gedragen – ondanks de bordjes met de bede ‘receuillez-vous’
bij een put waarin de nazi’s kinderen hebben gegooid of bij een muur waartegen mannen
werden gecarboniseerd – heb ik deze namiddag met eigen ogen kunnen
vaststellen. In kledij, in houding, in het niet respecteren van de gevraagde
stilte: het is tegenwoordig een lompe massa die Oradour afhaspelt (of doet). Dat vormt een groot contrast met mijn
herinnering aan de eerste keer dat ik hier samen met mijn reisgenote zo goed
als alleen door de intact gebleven ruïneuze straten liep en als het ware nog de
sensatie kon beleven dat het massacre pas de dag tevoren had
plaatsgevonden – het was alsof de systematisch in brand gestoken huizen nog
nasmeulden.
Neen, hier kom
ik voorlopig niet terug. Ik mag de herinnering aan de barbarij niet besmeuren,
maar ook niet mijn herinnering aan die herinnering. Onder meer daarom bracht
het bewonderen van die wolkenmassa’s verlichting. Ik kan evenwel niet precies
verklaren waarom. Misschien had het wel iets te maken met het feit dat ook in
Oradour het onweer had gedreigd: samen met de andere bezoekers werd ik er opgeschrikt
door een paar donderslagen in de verte. Toen ik de site verliet – al heel snel
eigenlijk, al na een halfuur of zo – begon het te regenen en ja, ik ontken het
niet, ik hoopte toen ik in mijn auto stapte dat al die domme bezoekers die mijn
Oradour naar de verdoemenis helpen een flinke vlaag over zich heen zouden
krijgen. Ja, zulke onhebbelijke gedachten heb ik ook wel eens.
Morgen keer ik
naar huis terug. Het is genoeg geweest. Thuis ga ik eindelijk eens dat boekje
over Oradour lezen dat ik er ooit kocht. Dat zal vast beter zijn dan mij op
ergerlijke manier te ergeren aan mensen die ochgot ook van niet beter weten. En
de mooiste herinnering aan Oradour, van die keer dat ik er met mijn moeder was,
kunnen ze mij in elk geval niet afnemen. (Ik moet die herinnering nog eens
opschrijven.)