dinsdag 15 augustus 2017

de zomer van 2017 - 24


Ik was deze ochtend al vroeg op. Zo rond een uur of vijf, half zes. Ik ben verschillende keren op het terras gaan staan. Eerst was het nog donker. Ik hoorde helemaal niets. Wat later de schemering. Het bleef stil. Het eerste licht. Ja, in de verte: één. Ik hoorde één merel.
Kan ik mij een wereld zonder merels voorstellen? Ja, dat kan ik. Maar eigenlijk wil ik het niet kunnen. Zolang je er niet op let en hun aanwezigheid vanzelfsprekend vindt, stelt de vraag zich niet. Maar nu. Wat een vreselijke gedachte. Het usutu-virus, godbetert uit Swaziland meegebracht door zwaluwen.
Het is niet de eerste soort die verdwijnt. Veel planten en dieren zijn al met stille trom vertrokken. Wij merken hun afwezigheid niet eens op. Wij missen ze niet omdat wij er geen oog voor hadden toen ze er wel nog waren. Denk aan de goudvink, de roek, de korenbloem, de olm. Nu verdwijnt ook de merel. De zwarte, de geelgebekte die een rode kers rooft, de luidruchtige, de geparalyseerde die mij kouwelijk aankijkt met zijn glazen oog, de met schel gekwetter wegvliegende. Het stemt me diepdroevig. Het is hartverscheurend. Hebben wij dit verdwijnen mee in de hand gewerkt? Wat staat er nog allemaal te verdwijnen?