Het mooiste
moment van deze 10de augustus 2017, de vijftiende en laatste dag van mijn reis
naar Frankrijk, was het afscheid dat ik nam van Denis, want zo heet hij, de
uitbater van hôtel-bar-restaurant-tabac-jeux Le P’tit Jean in Ruffec
nabij Le Blanc, Indre, France. Ik ben hier drie nachten geweest en heb deze man
leren kennen als een discrete, terughoudende, desalniettemin vriendelijke en
goedlachse, correcte en slimme, misschien wel geslepen vakman, die eerlijke en
minder eerlijke marchandise (kamers en maaltijden, koffies en drankjes, krasloten
en kranten) verkoopt aan passanten en klanten, onder wie veel
vrachtwagenchauffeurs en arbeiders die hier waarschijnlijk niet eens heel dicht
in de buurt wonen. Dat zijn zaak in tegenstelling tot de talloze winkels,
cafés, hotels, bakkerijen, slagers en wat weet ik al dat hier allemaal gesloten
is en gesloten blijft goed marcheert, verwondert me geenszins. (Overigens, zo
realiseer ik me, werkt het feit dat al die zaken zo zichtbaar gesloten blijven,
alsof ze pas gisteren werden achtergelaten terwijl ze in sommige gevallen al járen
dicht zijn, behoorlijk demoraliserend. Je vraagt je af hoe het komt dat de
overheid nog niet op het idee is gekomen om de eigenaars ertoe te verplichten
alle sporen die verwijzen naar de neringdoenerij die er ooit heeft
plaatsgevonden uit te wissen. Op deze manier lijken vele dorpen en ook kleine
stadjes in Frankrijk als door een neutronenbom getroffen: de huizen en winkels
en zelfs de straten zijn intact maar het meeste en in sommige plaatsen zelfs álle
leven is eruit verdwenen. Elke keer dat ik hier kom, overvalt mij daardoor nog
meer dan de vorige keer een treurigheid, die stilaan zo groot wordt dat ze de
vreugde om in dit mooie land rond te dwalen begint te overstemmen.)
Toen ik
maandagavond bij Denis incheckte en ik mijn identiteitskaart aan hem
overhandigde, gebaarde hij meteen dat dit niet nodig was: ‘Je vous fait
confiance.’ Dat waren zijn eerste woorden, en daarna zei hij er niet veel. We
hadden bij de drie ontbijten en drie avondmalen die ik hier nuttigde aan een
paar eenvoudige aanduidingen genoeg om elkaar te verstaan. ‘s Avonds noemde hij
de alternatieven die er op het menu stonden, bijvoorbeeld als voorgerecht melon
à l’italienne of assiette de crudités, en dan zei ik melon
en weg was hij, naar de keuken, om aan zijn dienster met waarschijnlijk dat
ene woord duidelijk te maken dat ze nog een bord met een paar schijfjes meloen
en enkele plakjes ham en een blaadje peterselie ter versiering mocht
klaarmaken. En dan kwam zij het voor mijn neus zetten met de aankondiging le
melon en een beleefd bon appetit, monsieur erachteraan. Ik zag hoe
Denis de groet van zijn klanten – die zich overigens altijd richtte tot iedereen
die op dat moment in de zaak aanwezig was – met een ‘jour beantwoordde, en
hoe hij daarbij zijn stamgasten de hand reikte, of zijn elleboog wanneer hij
net iets aan het afwassen was, en daarna altijd wachtte tot zij iets zeiden
alvorens zelf iets te zeggen, meestal zeer bondig, maar altijd gevat. Hij is
niet iemand die zich snel van zijn à propos laat brengen. Zo reageerde hij
totaal niet op het ongenoegen van een klant die een sigarettenmerk vroeg dat
hij niet meer in voorraad had. En ook niet toen bleek dat hij ook de tweede
keus niet kon leveren. Pas bij de derde optie kon hij aan de wens van die klant
voldoen. Geen excuus of wat dan ook, gewoon, zo was het: te nemen of te laten.
(De sigarettenpakjes, overigens, zijn in Frankrijk allemaal zwart nu. Enkel de
merknaam verschilt nog. Ze kosten al 7 euro, en dat zou binnenkort 10 euro
worden. Je ziet dan ook steeds minder mensen roken.)
Met zijn
grapje over de kamersleutel, dat ik hier eerder al vertelde, brak Denis het ijs
tussen ons. Ik vroeg hem dan ook nog eens wie le p’tit Jean was of was geweest. Dat bleek zijn vader te zijn,
wijlen zijn vader, de stichter van de zaak. Denis zelf is trouwens ook niet zo
groot van gestalte, een meter zeventig of zo. En vanmorgen namen we dus
afscheid. Ik zei hem nog dat ik het zo apprecieerde dat het in zijn salle (eetzaal,
bar, winkel, balie) altijd stil is, op het praten van de gasten na. Geen radio,
geen televisie. Als de aanwezige mensen zwijgen, of als er niemand is, dan is
het er stil. Stil. Je merkt het niet meteen, maar wanneer je het door
hebt, blijkt het een grote kwaliteit te zijn. We maakten de rekening op. De grand
café pour la route die ik nog bestelde, kreeg ik van de zaak. Ik stelde
voor een foto van Denis te maken en hem dan op te sturen. Hij stemde daar
meteen mee in. Ik troonde Denis mee tot op de boord van de route nationale tussen
Le Blanc en Saint-Gaultier. Hij poseerde opvallend gewillig en zelfs trots.