dinsdag 29 augustus 2017

de zomer van 2017 - 23

Het mooiste moment van deze 10de augustus 2017, de vijftiende en laatste dag van mijn reis naar Frankrijk, was het afscheid dat ik nam van Denis, want zo heet hij, de uitbater van hôtel-bar-restaurant-tabac-jeux Le P’tit Jean in Ruffec nabij Le Blanc, Indre, France. Ik ben hier drie nachten geweest en heb deze man leren kennen als een discrete, terughoudende, desalniettemin vriendelijke en goedlachse, correcte en slimme, misschien wel geslepen vakman, die eerlijke en minder eerlijke marchandise (kamers en maaltijden, koffies en drankjes, krasloten en kranten) verkoopt aan passanten en klanten, onder wie veel vrachtwagenchauffeurs en arbeiders die hier waarschijnlijk niet eens heel dicht in de buurt wonen. Dat zijn zaak in tegenstelling tot de talloze winkels, cafés, hotels, bakkerijen, slagers en wat weet ik al dat hier allemaal gesloten is en gesloten blijft goed marcheert, verwondert me geenszins. (Overigens, zo realiseer ik me, werkt het feit dat al die zaken zo zichtbaar gesloten blijven, alsof ze pas gisteren werden achtergelaten terwijl ze in sommige gevallen al járen dicht zijn, behoorlijk demoraliserend. Je vraagt je af hoe het komt dat de overheid nog niet op het idee is gekomen om de eigenaars ertoe te verplichten alle sporen die verwijzen naar de neringdoenerij die er ooit heeft plaatsgevonden uit te wissen. Op deze manier lijken vele dorpen en ook kleine stadjes in Frankrijk als door een neutronenbom getroffen: de huizen en winkels en zelfs de straten zijn intact maar het meeste en in sommige plaatsen zelfs álle leven is eruit verdwenen. Elke keer dat ik hier kom, overvalt mij daardoor nog meer dan de vorige keer een treurigheid, die stilaan zo groot wordt dat ze de vreugde om in dit mooie land rond te dwalen begint te overstemmen.)


Toen ik maandagavond bij Denis incheckte en ik mijn identiteitskaart aan hem overhandigde, gebaarde hij meteen dat dit niet nodig was: ‘Je vous fait confiance.’ Dat waren zijn eerste woorden, en daarna zei hij er niet veel. We hadden bij de drie ontbijten en drie avondmalen die ik hier nuttigde aan een paar eenvoudige aanduidingen genoeg om elkaar te verstaan. ‘s Avonds noemde hij de alternatieven die er op het menu stonden, bijvoorbeeld als voorgerecht melon à l’italienne of assiette de crudités, en dan zei ik melon en weg was hij, naar de keuken, om aan zijn dienster met waarschijnlijk dat ene woord duidelijk te maken dat ze nog een bord met een paar schijfjes meloen en enkele plakjes ham en een blaadje peterselie ter versiering mocht klaarmaken. En dan kwam zij het voor mijn neus zetten met de aankondiging le melon en een beleefd bon appetit, monsieur erachteraan. Ik zag hoe Denis de groet van zijn klanten – die zich overigens altijd richtte tot iedereen die op dat moment in de zaak aanwezig was – met een ‘jour beantwoordde, en hoe hij daarbij zijn stamgasten de hand reikte, of zijn elleboog wanneer hij net iets aan het afwassen was, en daarna altijd wachtte tot zij iets zeiden alvorens zelf iets te zeggen, meestal zeer bondig, maar altijd gevat. Hij is niet iemand die zich snel van zijn à propos laat brengen. Zo reageerde hij totaal niet op het ongenoegen van een klant die een sigarettenmerk vroeg dat hij niet meer in voorraad had. En ook niet toen bleek dat hij ook de tweede keus niet kon leveren. Pas bij de derde optie kon hij aan de wens van die klant voldoen. Geen excuus of wat dan ook, gewoon, zo was het: te nemen of te laten. (De sigarettenpakjes, overigens, zijn in Frankrijk allemaal zwart nu. Enkel de merknaam verschilt nog. Ze kosten al 7 euro, en dat zou binnenkort 10 euro worden. Je ziet dan ook steeds minder mensen roken.)

Met zijn grapje over de kamersleutel, dat ik hier eerder al vertelde, brak Denis het ijs tussen ons. Ik vroeg hem dan ook nog eens wie le p’tit Jean was of was geweest. Dat bleek zijn vader te zijn, wijlen zijn vader, de stichter van de zaak. Denis zelf is trouwens ook niet zo groot van gestalte, een meter zeventig of zo. En vanmorgen namen we dus afscheid. Ik zei hem nog dat ik het zo apprecieerde dat het in zijn salle (eetzaal, bar, winkel, balie) altijd stil is, op het praten van de gasten na. Geen radio, geen televisie. Als de aanwezige mensen zwijgen, of als er niemand is, dan is het er stil. Stil. Je merkt het niet meteen, maar wanneer je het door hebt, blijkt het een grote kwaliteit te zijn. We maakten de rekening op. De grand café pour la route die ik nog bestelde, kreeg ik van de zaak. Ik stelde voor een foto van Denis te maken en hem dan op te sturen. Hij stemde daar meteen mee in. Ik troonde Denis mee tot op de boord van de route nationale tussen Le Blanc en Saint-Gaultier. Hij poseerde opvallend gewillig en zelfs trots.